Zuiderzeepad
en is 400 km. lang.
Voor de fotoreportage even kijken op:
Zuiderzeepad 2009 - Van Enkhuizen Naar Vollenhove
en op:
Zuiderzeepad 2010 - VanVollenhove Naar Stavoren
Op maandag 11 mei zijn we met ons caravannetje naar camping Ruimzicht in Midwoud http://www.camping-ruimzicht.nl/ vertrokken. Deze camping is in de kop van Noord-Holland, op een kleine afstand van Enkhuizen. Nadat we de caravan op de camping geïnstalleerd hebben gaan we na het middageten op weg naar Wijdenes. Hier zetten we de auto neer om vervolgens op de fiets naar Enkhuizen te vertrekken. Onze wandeltocht begint bij het station / haven van Enkhuizen. Via de Buitenhaven, de Oude Haven, de Oosterhaven en het Museum lopen we langs de Jachthaven om bij het Staverse Poortje af te slaan en dwars door de oude binnenstad langs de Oude Gracht naar de oude "omwalling"(1593) te lopen. Via de omwalling gaan we naar de Koepoort waar we de stad verlaten. We lopen door naar Bovenkarspel en slaan daar linksaf naar Broekerhaven. Broekerhaven was een haven voor West-Friese tuinbouwproducten en heeft een unieke scheepjeslift uit 1942. Via de omringdijk lopen we door naar het Stoomgemaal Grootslag II uit 1907. Via de Zuiderzeedijk komen we in Oostergouw. We zien hier prachtige stolpboerderijen met vaak een boomgaard voor verdichting. (Bescherming tegen de wind) We vervolgen de Zuiderdijk via Tersluis, De Weed en Oosterleek naar Wijdenes. Tot zover hebben we 17,8 km. gelopen. We stappen hier in de auto en rijden terug naar Enkhuizen om de fietsen op te halen. Als we op de camping komen zijn we blij dat we 's middags al warm gegeten hebben, want het is al laat in de avond. De volgende dag gaan we weer op pad. Vandaag lopen we naar Schelpenhoek in Hoorn. We beginnen weer in Wijdenes bij camping 't Hof. Op de plek van deze camping heeft vroeger hoogstwaarschijnlijk kasteel Wijdenes gestaan. Eén van de 5 dwarsburchten die Floris V in de 13e eeuw langs de West-Friese dijk liet bouwen om de Westfriezen onder de duim te houden. We lopen over de dijk bij De Nek waar het volgende citaat in 1592 over de dijk geschreven werd.De zeedijk was zo laag, dat melksters, gaande met emmers op hare hoofden te melken binnendijks en de andere buitendijks wandelend, de emmers van de melksters konden zien, gaande en sprekende met de anderen.Dit geeft wel een beeld van de gesteldheid van de dijk. Het gevolg was dat het hele voorland werd weggeslagen en de dijk daarna verhoogd. We komen langs de enorme kleiput De Nek die vermaard is om zijn enorme broedkolonie met 23.000 kokmeeuwen. We lopen een eind de polder in om te kijken bij de windwatermolen Grote Molen uit 1603 met een stoomgemaaltje. Daarna lopen we verder naar Schelpenhoek. De volgende dag gaan we van Schelpenhoek naar Schardam. Eerst gaan we naar Hoorn. Via een prachtige stads wandeling komen we via diverse oude kaden en gevels op het plein Rode Steen. Een prachtig plekje om even in de schaduw een kop koffie met appelgebak te eten. Het is een zeldzaam mooi plein met heel veel oude gevels en heel veel terrasjes. Nadat we onze koffie op hebben gaan we weer verder. Langs het Kerkplein, waar op nr. 39 het St. Jansgasthuis staat met mooie renaissancegevel uit 1563. Langs Munnickenveld Z.Z. waar op nr. 2 het oudste woonhuis van Hoorn staat uit 1593. We lopen door naar de Veemarkt bij het station. Als we Hoorn uitlopen vervolgen we de dijk. We komen langs het buitendijkse land van De Hulk, wat van groot belang is voor vogels en amfibieën. We vervolgen de dijk via Scharwoude naar Schardam. Oorspronkelijk liep de dijk van Lutjeschardam (lutje=klein) in een rechte lijn naar Hoorn. De dijk kreeg het echter zo zwaar te verduren, dat men in 1391 genoodzaakt was een inlaagdijk landinwaarts aan te leggen. Veel land, en ook de kerk van Scharwoude werden buiten gedijkt en zijn later in de golven verdwenen. Omstreeks 1500 moest ook aan de oostzijde van Hoorn een inlaagdijk aangelegd worden, waarbij het kerkhof van Wijdenes buitendijks kwam te liggen en "verdronk". Hoorn, van oorsprong een land dorp, kwam aan een ruime baai te liggen, die hier "hop" wordt genoemd. De inlaagdijken kregen het zwaar te verduren. Het land is op veel plaatsen weggespoeld. Tussen Scharwoude en Schardam liggen 5 grote doorbraakkolken. Scharwoude ligt tussen 2 braken in. Doordat ze ingepolderd zijn, zijn ze nu moeilijk te herkennen.
De volgende dag lopen we van Schardam naar Edam. Vanuit Schardam, een onbeduidend maar heel mooi plaatsje, gaan we een eindje de polder in, omdat de dijk van april tot juni i.v.m. de broedstand van vogels verboden terrein is. We zien hier ook dat de dijk het vroeger zwaar te verduren gehad heeft. We komen langs Etersheim. Een idyllisch plekje in een lege polder. Johan Kieviet was hier hoofd van de school toen hij de boeken over Dik Trom (die kwajongen met het gouden hart) schreef. We komen aan bij 't Tolhuus in Warder. Hier hebben we koffie gedronken. En even een foto gemaakt voor een stel vrouwen die met Lelijke Eenden (2CV's) of te wel Citroëns op pad waren. Via nog meer braken komen we uiteindelijk aan bij fort Edam.
De volgende dag gaan we niet lopen maar op de fiets door de Schoorlse Duinen. Aan de andere kant van Noord Holland aan de Noordzee. Een prachtig natuurgebied dat, als je in de buurt bent, niet mag missen. We beginnen bij Schoorldam, en fietsen naar Schoorl en vandaar naar Groet. Daarna door de duinen naar Bergen aan Zee, en dan via duinen, heide en bos naar Bergen. Daarna uiteindelijk weer via Aagtdorp naar Schoorldam. Een prachtige tocht met prachtig weer.
Omdat we al een eind naar het zuiden zijn afgezakt met het lopen besluiten we de caravan op een andere camping neer te zetten. Dat wordt in de buurt van Monnickendam, in Overleek. Bij een boerencamping "de Boerenhemel" http://www.boerenhemel.nl/ Dit is een kleine camping met een stuk of vijf plaatsen. We hadden de camping niet van tevoren gezien. Dus op goed geluk. Het is een oude boerderij met een vrijgezelle boer. Hij is schapenboer. Op de deel heeft een broer van hem een maquette gemaakt van de boerderij zoals hij vroeger was. Verder een compleet museum van oude gebruiksvoorwerpen van de boerderij. Nadat hij ons de toiletten en wasgelegenheid had laten zien, zei hij "nu zal ik jullie nog even de douches laten zien:" We liepen met hem mee naar de deel waar hij een roldeur opentrok en een afgetimmerde ruimte in het hooi vak liet zien. In deze ruimte had hij een ringleiding met een stuk of zes douchekoppen aangelegd. "Dat is onze VOETBALDOUCHE" zij hij. Die werd in het weekend ook door de voetbalvereniging gebruikt. Die hadden het voetbalveld aan de overkant van de weg liggen. Zijn boerderij werd ook als sportkantine gebruikt. Nou, we gaan niet douchen met meerdere mensen, dus dan maar alleen gewassen. Gelukkig hebben we afgesproken voor maar 3 dagen.
Vanaf deze camping vervolgen we weer de wandeltocht. We beginnen bij Fort Edam, en gaan naar Volendam. Dat is maar een afstand van 7,9 km. Maar omdat we door de prachtige stadjes lopen trekken we wat meer tijd uit. Fort Edam maakte onderdeel uit van de stelling van Amsterdam. Tijdens het Franse regime werd een permanente stelling rond Amsterdam aangelegd. Deze diende om de gelande Engelsen en Russen tegen te houden. Op plaatsen waar wegen en rivieren de stelling doorsneden werden aarden werken voor het opstellen van geschut aangelegd. De sluis van Edam, waar we langs komen maakte eveneens deel uit van de stelling van Amsterdam. De polder kon hiermee onder water worden gezet. Tijdens de 2e wereldoorlog is dat 2x gebeurd. In mei 1945 door de Nederlanders en in 1944 door de bezetters. Achter de sluis ligt het Oorgat, waarlangs je Edam binnen loopt. 't Oorgat verbindt Edam met de zee. We komen langs de voorhaven waar veel kaaspakhuizen staan. Vlak voor de Dam gaan we rechtsaf de Breestraat in. Hier staat het oudste huisje van de stad. Het dateert van rond 1500. We zien veel oude geveltjes en komen langs de oude kaaswaag. We nemen een stukje kruidenkaas mee, maar ze weten hier wel van prijzen! Uiteindelijk gaan we langs het kanaal weer naar de sluis om Edam te verlaten. We vervolgen weer via het voetpad over de Zuidpolderzeedijk richting Volendam. In Volendam is het een drukte van belang. Aan de talen te horen weinig Nederlanders. Heel veel kroegen, eethuisjes en visrestaurants. Ook wij gaan voor een portie kibbeling. M.m. lekker! Na rondgekeken te hebben in de haven en de achterliggende buurten vervolgen we morgen de route. Die gaat dan naar het eiland Marken.
We gaan 's morgens met de auto naar Marken. Er is een grote parkeerplaats aan het begin van het eiland. Verder kom je niet met de auto. Van hieraf gaan we de route rond het eiland lopen. Althans, het halve eiland. De route is 6 km. We gaan eerst naar de havenbuurt. Lopen door het havengebied. De begraafplaats is op een werf aangelegd. In het kistdeksel werd de naam van de overledene gesneden. Wanneer de kist door een stormvloed was losgewerkt, was deze weer thuis te brengen. Via een wandeling door de polder van Marken komen we op de dijk en komen langs de vuurtoren Het Paard welke dateert uit 1839. We vervolgen de dijk naar de Rozenwerf waar we weer de polder in gaan naar Marken.
De Marker huizen zijn van hout. Net zo als elders in Waterland en de Zaanstreek. De oudere huizen met zwart geteerde planken, de jongere groen geverfd met witte banden. De binnenwanden zijn geel, blauw en zwart geschilderd. Opvallend is dat de zo sober levende Markers hun huis vol met "pronk" hebben ingericht. Voor de ramen hingen gordijnen van sitsen stof, kleurig bedrukte "katoentjes" uit Indië. De sits werd ook in de klederdrachten van vrouwen en kinderen verwerkt. De eilandbewoners gingen "met de tijd mee". In de loop van de 19e eeuw werden de besneden en beschilderde kasten uit Holland en Friesland door handelaars opgekocht, compleet met porselein en aardewerk.
De volgende dag starten we weer in Volendam om vandaar naar Monnickendam te gaan. We lopen door de polder Katwoude naar de Jan Hagelhoek. Net buiten Volendam zien we de Molen van Katwoude uit 1896 met een sluisje uit 1650. Links van ons zien we de Gouwzee. Deze heeft opvallend helder water. Direct onder de wateroppervlakte strekken zich enorme velden waterplanten uit in de zomerperiode. Dit is vrij uitzonderlijk voor het IJsselmeer. Dit komt door het laguneachtige karakter van de Gouwzee. Deze wordt door de strekdam van Marken grotendeels afgesloten van het IJsselmeer. De voornaamste vervuilingsbron van het IJsselmeer is de IJssel. En dat water komt niet in de Gouwzee. Bij de Jan Hagelhoek hebben we een mooi uitzicht op Volendam, Marken en Monnickendam. We gaan langs Katwoude en de jachthaven naar de Rietvinks brug. Hier steken we de Purmer Ee over naar Monnickendam. Monnickendam lijkt in veel opzichten op Edam. Het ontstond aan de dam in een zeearm, in dit geval de Purmer Ee. Een korte en hevige bloei kende het stadje tussen 1572 en 1578 toen de Hollandse steden de toegang tot Amsterdam blokkeerden en ook Monnickendam even kon profiteren van de internationale handel. Het inwonertal bleef in 1622 steken op 4000. Daarna was het als zeestad snel gedaan met Monnickendam. In 1795 waren er nog maar 2000 inwoners. Net als in Edam heeft Monnickendam ook een St. Nicolaaskerk, een speeltoren en een kaaswaag. In de 19e eeuw leefde de stad van de vis, maar had zelf geen grote vissersvloot. Monnickendam was samen met Huizen rond de eeuwwisseling het belangrijkste centrum van visverwerking. Visventers verkochten de vis in Amsterdam. Daarnaast waren er scheepswerven. Nog steeds heeft de stad enkele visrokerijen, die het stadje in een vette palingrook hullen. Van Monnickendam lopen we verder naar Zuiderwoude. Een prachtig op en top Waterlands dorpje. Het ligt fraai aan de Kerk Ee en heeft een aardig kerkje op een woonhoogte. Er staan veel houten huizen. Door de vele zaagmolens in de Zaanstreek was hout gemakkelijk te krijgen. Hout was lichter dan steen en verzakte dus minder snel in het veen. Wouden te over hier, maar waar zijn de bomen? Schellinkhout, Scharwoude, Katwoude, Zuiderwoude, Opperwoud, Schellingwoude terwijl er geen boom te bekennen valt. In de Middeleeuwen was Holland heel wat boomrijker. We moeten daarbij denken aan moerasbossen met Elzen, Wilgen en Iepen. Veel wouden moesten wijken tijdens de veen ontginningen. Dorpen werden naar de ontgonnen wouden vernoemd. Bij de ontginning werd het veen ontwaterd. Hierdoor werd de waterdruk van de zee op het grondwater vergroot en sijpelde via de bodem zoute kwel de polder binnen. Bomen groeien hier slecht op, zodat de laatste bomen verdwenen. Nu de Zuiderzee is afgesloten komt er geen zoute kwel meer. De bomen die er nu staan zijn daarom meestal van na 1932. Van Zuiderwoude gaan we de Rijperweeren in. Een landbouwgebied met heel veel sloten. Tussen iedere sloot ligt een stuk land van ca. 25 mtr. De sloten lopen als een kam door het gebied. Een drassig veengebied. Hier is het optimale klimaat voor de Grutto. Die zie je hier dan ook heel veel, evenals de Tureluur, Kieviet, Scholekster, Kwikstaarten, zingende Veldleeuweriken en kwakende kikkers. Wat verderop in het gebied zitten ook Kemphanen. We komen in Uitdam. We volgen hier weer de dijk tussen het IJsselmeer en de Uitdammer Die. Na een tijdje de dijk gevolgd te hebben gaan we weer het veengebied in. We gaan bij een boer via het erf naar de achterliggende landerijen. Hier is langs de afrastering een paadje van ca. 50 cm. langs de weilanden. Als we aan het eind zijn komen we bij een sloot waar een plank over ligt. Zo komen we bij de buren. Ook daar loopt een paadje langs de weilanden. Na diverse sloten overgestoken te zijn komen we uiteindelijk weer bij een andere boer op het erf uit. Ook in dit gebied scheren de Grutto's rakelings over onze hoofden. Ze hebben eieren en jongen, en willen alles wat in hun territorium komt verdrijven. Het pad waar we zojuist over gekomen zijn is van oudsher een Kerkpad. Van Uitdam via Holysloot naar Broek in Waterland. Als we weer op de verharde weg zijn komt er een auto aangereden. Hij stopt bij ons en vraagt belangstellend of we een wandeling maakten. Hij had ons door de landerijen zien zwalken. Op de vraag waar we vandaan kwamen melden we dat we uit Beilen kwamen. O, maar daar kwam hij regelmatig. Daar zit een firma die in landbouwmachines doet, en daar moest hij nog wel eens heen voor onderdelen. Zo zie je maar weer hoe klein de wereld is. Nog een paar kilometer en dan zijn we in Holysloot. We gaan nu eerst weer van camping verwisselen want het wordt al weer heel wat gereis zo zachtjes aan. We gaan nu eerst naar een camping in Nijkerk.
Toen we terug waren op de camping in Overleek hebben we afgerekend. Toen de boer vroeg of we ook gedoucht hadden, ontkenden we dat. Ooo..nou ja...dat kan natuurlijk ook...was zijn reactie.
De volgende dag lopen we van Schardam naar Edam. Vanuit Schardam, een onbeduidend maar heel mooi plaatsje, gaan we een eindje de polder in, omdat de dijk van april tot juni i.v.m. de broedstand van vogels verboden terrein is. We zien hier ook dat de dijk het vroeger zwaar te verduren gehad heeft. We komen langs Etersheim. Een idyllisch plekje in een lege polder. Johan Kieviet was hier hoofd van de school toen hij de boeken over Dik Trom (die kwajongen met het gouden hart) schreef. We komen aan bij 't Tolhuus in Warder. Hier hebben we koffie gedronken. En even een foto gemaakt voor een stel vrouwen die met Lelijke Eenden (2CV's) of te wel Citroëns op pad waren. Via nog meer braken komen we uiteindelijk aan bij fort Edam.
De volgende dag gaan we niet lopen maar op de fiets door de Schoorlse Duinen. Aan de andere kant van Noord Holland aan de Noordzee. Een prachtig natuurgebied dat, als je in de buurt bent, niet mag missen. We beginnen bij Schoorldam, en fietsen naar Schoorl en vandaar naar Groet. Daarna door de duinen naar Bergen aan Zee, en dan via duinen, heide en bos naar Bergen. Daarna uiteindelijk weer via Aagtdorp naar Schoorldam. Een prachtige tocht met prachtig weer.
Omdat we al een eind naar het zuiden zijn afgezakt met het lopen besluiten we de caravan op een andere camping neer te zetten. Dat wordt in de buurt van Monnickendam, in Overleek. Bij een boerencamping "de Boerenhemel" http://www.boerenhemel.nl/ Dit is een kleine camping met een stuk of vijf plaatsen. We hadden de camping niet van tevoren gezien. Dus op goed geluk. Het is een oude boerderij met een vrijgezelle boer. Hij is schapenboer. Op de deel heeft een broer van hem een maquette gemaakt van de boerderij zoals hij vroeger was. Verder een compleet museum van oude gebruiksvoorwerpen van de boerderij. Nadat hij ons de toiletten en wasgelegenheid had laten zien, zei hij "nu zal ik jullie nog even de douches laten zien:" We liepen met hem mee naar de deel waar hij een roldeur opentrok en een afgetimmerde ruimte in het hooi vak liet zien. In deze ruimte had hij een ringleiding met een stuk of zes douchekoppen aangelegd. "Dat is onze VOETBALDOUCHE" zij hij. Die werd in het weekend ook door de voetbalvereniging gebruikt. Die hadden het voetbalveld aan de overkant van de weg liggen. Zijn boerderij werd ook als sportkantine gebruikt. Nou, we gaan niet douchen met meerdere mensen, dus dan maar alleen gewassen. Gelukkig hebben we afgesproken voor maar 3 dagen.
Vanaf deze camping vervolgen we weer de wandeltocht. We beginnen bij Fort Edam, en gaan naar Volendam. Dat is maar een afstand van 7,9 km. Maar omdat we door de prachtige stadjes lopen trekken we wat meer tijd uit. Fort Edam maakte onderdeel uit van de stelling van Amsterdam. Tijdens het Franse regime werd een permanente stelling rond Amsterdam aangelegd. Deze diende om de gelande Engelsen en Russen tegen te houden. Op plaatsen waar wegen en rivieren de stelling doorsneden werden aarden werken voor het opstellen van geschut aangelegd. De sluis van Edam, waar we langs komen maakte eveneens deel uit van de stelling van Amsterdam. De polder kon hiermee onder water worden gezet. Tijdens de 2e wereldoorlog is dat 2x gebeurd. In mei 1945 door de Nederlanders en in 1944 door de bezetters. Achter de sluis ligt het Oorgat, waarlangs je Edam binnen loopt. 't Oorgat verbindt Edam met de zee. We komen langs de voorhaven waar veel kaaspakhuizen staan. Vlak voor de Dam gaan we rechtsaf de Breestraat in. Hier staat het oudste huisje van de stad. Het dateert van rond 1500. We zien veel oude geveltjes en komen langs de oude kaaswaag. We nemen een stukje kruidenkaas mee, maar ze weten hier wel van prijzen! Uiteindelijk gaan we langs het kanaal weer naar de sluis om Edam te verlaten. We vervolgen weer via het voetpad over de Zuidpolderzeedijk richting Volendam. In Volendam is het een drukte van belang. Aan de talen te horen weinig Nederlanders. Heel veel kroegen, eethuisjes en visrestaurants. Ook wij gaan voor een portie kibbeling. M.m. lekker! Na rondgekeken te hebben in de haven en de achterliggende buurten vervolgen we morgen de route. Die gaat dan naar het eiland Marken.
We gaan 's morgens met de auto naar Marken. Er is een grote parkeerplaats aan het begin van het eiland. Verder kom je niet met de auto. Van hieraf gaan we de route rond het eiland lopen. Althans, het halve eiland. De route is 6 km. We gaan eerst naar de havenbuurt. Lopen door het havengebied. De begraafplaats is op een werf aangelegd. In het kistdeksel werd de naam van de overledene gesneden. Wanneer de kist door een stormvloed was losgewerkt, was deze weer thuis te brengen. Via een wandeling door de polder van Marken komen we op de dijk en komen langs de vuurtoren Het Paard welke dateert uit 1839. We vervolgen de dijk naar de Rozenwerf waar we weer de polder in gaan naar Marken.
De Marker huizen zijn van hout. Net zo als elders in Waterland en de Zaanstreek. De oudere huizen met zwart geteerde planken, de jongere groen geverfd met witte banden. De binnenwanden zijn geel, blauw en zwart geschilderd. Opvallend is dat de zo sober levende Markers hun huis vol met "pronk" hebben ingericht. Voor de ramen hingen gordijnen van sitsen stof, kleurig bedrukte "katoentjes" uit Indië. De sits werd ook in de klederdrachten van vrouwen en kinderen verwerkt. De eilandbewoners gingen "met de tijd mee". In de loop van de 19e eeuw werden de besneden en beschilderde kasten uit Holland en Friesland door handelaars opgekocht, compleet met porselein en aardewerk.
De volgende dag starten we weer in Volendam om vandaar naar Monnickendam te gaan. We lopen door de polder Katwoude naar de Jan Hagelhoek. Net buiten Volendam zien we de Molen van Katwoude uit 1896 met een sluisje uit 1650. Links van ons zien we de Gouwzee. Deze heeft opvallend helder water. Direct onder de wateroppervlakte strekken zich enorme velden waterplanten uit in de zomerperiode. Dit is vrij uitzonderlijk voor het IJsselmeer. Dit komt door het laguneachtige karakter van de Gouwzee. Deze wordt door de strekdam van Marken grotendeels afgesloten van het IJsselmeer. De voornaamste vervuilingsbron van het IJsselmeer is de IJssel. En dat water komt niet in de Gouwzee. Bij de Jan Hagelhoek hebben we een mooi uitzicht op Volendam, Marken en Monnickendam. We gaan langs Katwoude en de jachthaven naar de Rietvinks brug. Hier steken we de Purmer Ee over naar Monnickendam. Monnickendam lijkt in veel opzichten op Edam. Het ontstond aan de dam in een zeearm, in dit geval de Purmer Ee. Een korte en hevige bloei kende het stadje tussen 1572 en 1578 toen de Hollandse steden de toegang tot Amsterdam blokkeerden en ook Monnickendam even kon profiteren van de internationale handel. Het inwonertal bleef in 1622 steken op 4000. Daarna was het als zeestad snel gedaan met Monnickendam. In 1795 waren er nog maar 2000 inwoners. Net als in Edam heeft Monnickendam ook een St. Nicolaaskerk, een speeltoren en een kaaswaag. In de 19e eeuw leefde de stad van de vis, maar had zelf geen grote vissersvloot. Monnickendam was samen met Huizen rond de eeuwwisseling het belangrijkste centrum van visverwerking. Visventers verkochten de vis in Amsterdam. Daarnaast waren er scheepswerven. Nog steeds heeft de stad enkele visrokerijen, die het stadje in een vette palingrook hullen. Van Monnickendam lopen we verder naar Zuiderwoude. Een prachtig op en top Waterlands dorpje. Het ligt fraai aan de Kerk Ee en heeft een aardig kerkje op een woonhoogte. Er staan veel houten huizen. Door de vele zaagmolens in de Zaanstreek was hout gemakkelijk te krijgen. Hout was lichter dan steen en verzakte dus minder snel in het veen. Wouden te over hier, maar waar zijn de bomen? Schellinkhout, Scharwoude, Katwoude, Zuiderwoude, Opperwoud, Schellingwoude terwijl er geen boom te bekennen valt. In de Middeleeuwen was Holland heel wat boomrijker. We moeten daarbij denken aan moerasbossen met Elzen, Wilgen en Iepen. Veel wouden moesten wijken tijdens de veen ontginningen. Dorpen werden naar de ontgonnen wouden vernoemd. Bij de ontginning werd het veen ontwaterd. Hierdoor werd de waterdruk van de zee op het grondwater vergroot en sijpelde via de bodem zoute kwel de polder binnen. Bomen groeien hier slecht op, zodat de laatste bomen verdwenen. Nu de Zuiderzee is afgesloten komt er geen zoute kwel meer. De bomen die er nu staan zijn daarom meestal van na 1932. Van Zuiderwoude gaan we de Rijperweeren in. Een landbouwgebied met heel veel sloten. Tussen iedere sloot ligt een stuk land van ca. 25 mtr. De sloten lopen als een kam door het gebied. Een drassig veengebied. Hier is het optimale klimaat voor de Grutto. Die zie je hier dan ook heel veel, evenals de Tureluur, Kieviet, Scholekster, Kwikstaarten, zingende Veldleeuweriken en kwakende kikkers. Wat verderop in het gebied zitten ook Kemphanen. We komen in Uitdam. We volgen hier weer de dijk tussen het IJsselmeer en de Uitdammer Die. Na een tijdje de dijk gevolgd te hebben gaan we weer het veengebied in. We gaan bij een boer via het erf naar de achterliggende landerijen. Hier is langs de afrastering een paadje van ca. 50 cm. langs de weilanden. Als we aan het eind zijn komen we bij een sloot waar een plank over ligt. Zo komen we bij de buren. Ook daar loopt een paadje langs de weilanden. Na diverse sloten overgestoken te zijn komen we uiteindelijk weer bij een andere boer op het erf uit. Ook in dit gebied scheren de Grutto's rakelings over onze hoofden. Ze hebben eieren en jongen, en willen alles wat in hun territorium komt verdrijven. Het pad waar we zojuist over gekomen zijn is van oudsher een Kerkpad. Van Uitdam via Holysloot naar Broek in Waterland. Als we weer op de verharde weg zijn komt er een auto aangereden. Hij stopt bij ons en vraagt belangstellend of we een wandeling maakten. Hij had ons door de landerijen zien zwalken. Op de vraag waar we vandaan kwamen melden we dat we uit Beilen kwamen. O, maar daar kwam hij regelmatig. Daar zit een firma die in landbouwmachines doet, en daar moest hij nog wel eens heen voor onderdelen. Zo zie je maar weer hoe klein de wereld is. Nog een paar kilometer en dan zijn we in Holysloot. We gaan nu eerst weer van camping verwisselen want het wordt al weer heel wat gereis zo zachtjes aan. We gaan nu eerst naar een camping in Nijkerk.
Toen we terug waren op de camping in Overleek hebben we afgerekend. Toen de boer vroeg of we ook gedoucht hadden, ontkenden we dat. Ooo..nou ja...dat kan natuurlijk ook...was zijn reactie.
De camping in Nijkerk: "de Rode Berk" http://www.derodeberk.nl/ was eigenlijk vol, omdat het de dag vóór Hemelvaart was dat we kwamen. Maar ze hadden nog een mooi rustig plekje bij de ingang aan de parkeerplaats. Daar werd voor ons stroom naar toe gelegd, en we waren helemaal gered. Een prachtig verzorgde camping met 25 standplaatsen, vriendelijke mensen, en heel schoon. Ze hadden niet echt een boerderij meer, maar alleen mestvarkens, schapen en nog wat jongvee voor de hobby. Na het weekend zou er weer plaats zijn op de camping. Zodat we dan daar een plekje konden krijgen. Hemelvaartsdag hebben we niet gelopen, omdat Peter en Roelinde langskwamen om met ons te fietsen. Ook dat kun je hier prima. Vrijdags hebben we wat boodschappen gedaan, en zaterdags zijn we weer op pad gegaan. We moesten van Holysloot naar het Centraal Station in Amsterdam. Omdat het nog al wat voeten in de aarde heeft om in Amsterdam een parkeerplekje te vinden besloten we om met het openbaar vervoer te gaan. Dus 's morgens op tijd naar het station in Nijkerk en dan met de trein naar CS Amsterdam. Op het station moesten we lijn 32 naar de Purmerweg, en vandaar lijn 30 naar Holysloot. Geen probleem, alles goed uitgezocht. Tot dat we aan de Purmerweg stonden en de bus voor lijn 30 gingen zoeken. Ja, die rijdt niet in het weekend meneer. Daar sta je dan! Maar u kunt wel de belbus bellen. Oooo..dan is het ook goed. Na anderhalf uur kwam de belbus, en die bracht ons in no-time naar Holysloot. Wat dat koste? Niets meneer...het openbaar vervoer wordt hierop zwaar gesubsidieerd. Nou, dat is dan weer mooi meegenomen. Onze tocht ging eerst van Holysloot naar Durgerdam. Net boven Amsterdam, aan de noordkant van het IJ. Een lange en warme wandeling over de dijk langs het Kinselmeer dat is ontstaan in 1825 toen tijdens een zware noordwester storm de dijk doorbrak en heel Broek in Waterland blank kwam te staan. Het Kinselmeer bleef als litteken achter. Een eindje in het IJsselmeer zien we Pampus liggen. De scheepvaart naar Amsterdam werd bemoeilijkt door de omvangrijke ondiepte "Pampus" voor de monding van het IJ. Tot de 16e eeuw viel het nog wel mee, maar toen de schepen steeds groter werden liepen ze al snel vast. Daarom werd in de 17e eeuw de lading bij Texel of Den Helder overgeladen op kleinere schepen. In de 18e eeuw werd de scheepskameel uitgevonden. Een soort drijvend dok uit 2 mallen die om het schip gepast konden worden, en net als een echt dok daarna leeggepompt konden worden. Daardoor kregen ze weinig diepgang en konden ze met schip en al over Pampus heen. De Markers trokken met hun zeilsleepboten de scheepskamelen met Oost-Indiëvaarder en al over Pampus heen. De schepen die lagen te wachten om overgevaren te worden lagen dan dus "voor Pampus". Aan deze bedrijvigheid kwam in 1824 een eind toen het Noord-Hollandskanaal werd geopend. We lopen door naar Durgerdam. In Durgerdam staan pastel getinte huizen dicht tegen elkaar tegen de dijk. Langs de dijk staan visfuiken in de wind te drogen. Veel mensen protesteren hier, door middel van pamfletten op de ramen, tegen de komst van 18.000 woningen in het Buiten-IJ op 1.5 km. uit de kust, waar Amsterdam IJburg wil creëren. We vervolgen de route naar Blauwe Hoofd vanwaar we langs de grootste zeearm van de vroegere Zuiderzee lopen die vroeger doorliep tot aan de duinen bij IJmuiden. Nu het IJ. Via Schellingwoude lopen we door naar het Vliegenbos, een moerassig gebied met veel charme. Als we het bos uitkomen, staan we in Vogeldorp. Via een industriegebied komen we in de Vogelbuurt. Het Vogeldorp is in 1917 gebouwd als noodoplossing voor de nijpende woningnood. Het werd gebouwd om een periode van 15 jaar te overbruggen. 80 jaar later staat het er nog steeds. Voor deze woningen is niet geheid, ze staan op een betonplaat, die in het veen drijft. Omdat de woningen superlicht moesten zijn, zijn ze piepklein geworden. De eveneens kleine straatjes heten simpelweg Eerste t/m Zesde Vogelstraat. Ze hebben tuintjes van 2 meter diep, heggen, poortjes, pleintjes, plantsoentje met wat pluimvee, de stilte op straat verstoort door het tjilpen van een mus, de geur van aangebrande aardappelen, allemaal heel knus....Feit is, dat de bewoners van geen sloop willen weten. Vanaf de vogelbuurt lopen we weer naar het IJ richting de jachthaven. Hier steken we met het IJpleinveer het IJ over richting Centraal Station. Ook de overtocht met de pont over het IJ is net als de belbus gratis. Vanaf het CS gaan we weer met de trein naar Nijkerk. De volgende dag is het zondag, en we nemen even rust. We staan nog steeds op de parkeerplaats van de camping, als er 's nachts een zeer hevig onweer losbarst. Zwaar onweer, maar nog erger, met windhozen erin. We houden de luifel voor de caravan heel. Maar op het kampeerveldje zijn er die de voortent kwijt zijn, of het frame dusdanig verbogen dat het vernieuwd moest worden. Vlak achter onze caravan breekt een boom in tweeën. De volgende morgen is te zien hoe groot de ravage is. Gemeentewerken zijn overal bezig om bomen die omgewaaid zijn op te ruimen. Aan de weg naar Zwartebroek (bij de camping) zijn over ca. 100 mtr. alle bomen op hun middel afgeknapt. En het zijn echt geen kleintjes. Enorme eiken liggen plat in het land. Veel wegen zijn onbegaanbaar door gevallen takken en bomen. Ook dat een keer meegemaakt. 's Maandags gaan we weer met de trein op pad naar Amsterdam om vandaar naar station Weesp te lopen. Onze route gaat naar Muiden, maar dan moeten we even een stukje extra lopen naar Weesp. We vertrekken vanaf het CS richting Damrak. Dan via Nieuwebrugsteeg en St. Olofspoort naar de Zeedijk. Hier komen we langs ons favoriete Chinese eethuisje "Wing Kee". Hier eten ook alle chinezen uit de buurt. Een belevenis om een keer te doen. Als we in de buurt zijn gaan we altijd even eten. Maar het is nu nog maar net negen uur 's morgens, dus maar weer een andere keer. Via de Nieuwmarkt, Koningsstraat, Brandewijnsteeg, Lastageweg, Binnenkant naar de Kalkmarkt. We steken de Prins Hendrikkade over naar de Museumhaven en het museum Nemo. Heel veel antieke boten die we hier zien liggen. Vele nog bewoont, door studenten?? We steken weer de Prins Hendrikkade over naar de Schippersgracht. Deze volgen we naar het Rapenburgerplein waar we de gietijzeren brug oversteken en door een poort naar het voormalige Entrepotdok. We lopen langs de lange gevel van het pakhuizen complex dat nu allemaal is omgebouwd tot kantoor- en/of woonruimte. Daarna gaan we door het poortgebouw van de voormalige Oranjekazerne naar de Mauritskade en via de Pieter Vlamingstraat naar de Dapperstraat. In deze straat is het elke dag markt. Je kijkt je ogen uit wat hier te koop is. En wat een verscheidenheid aan culturen kom je hier tegen. Je hoort hier bijna niets anders dan buitenlands praten. Halverwege de Dapperstraat slaan we linksaf richting de Indische Buurt. Deze buurt lopen we via de Javastraat helemaal door. Ook hier bijna niets anders dan allochtone mensen. Bakkerijen, groenteboeren, slagerijen, enz. En voor elke cultuur weer andere. Turkse, Marokkaanse en Surinaamse winkels in overvloed. En daar tussendoor ook nog Nederlandse. Via de Javastraat komen we in het Flevopark. We lopen langs het Nieuwe Diep met zijn jachthaven naar de Zeebrug. Via de Zeebrugbrug is het de bedoeling dat we rechtsaf slaan naar Diemen-Noord, maar door een onoplettendheid gaan we hier de Trekvogelpad route volgen. Hebben n.l. de zelfde route aanduiding, ook rood-wit. Hierdoor lopen we een paar kilometer verkeerd naar de Oranjesluizen. Hebben we die dus ook gezien. We lopen terug richting Diemen-Noord en volgen de linkerzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal langs de woonwijk in aanleg IJburg. We gaan langs de Diemerzeedijk. Deze is door het aanleggen van het Amsterdam-Rijnkanaal afgesnoerd van de achterliggende polder. Jarenlang vond in dit gebied alles plaats wat God verboden had. Afvalverbranding, gifstorting, afwerkplaats voor tippelprostitutie, stropen, uittesten van wapens, paintballschieten, off-the-raod-rijden......En intussen tierde de natuur hier welig. Het gif in deze buurt is nooit opgeruimd, maar afgedekt. Ze hebben er een omgekeerde betonnen doos overheen gebouwd. De wanden reiken 26 mtr. diep, en hebben een omtrek van 5 km. Binnen de doos is de bodem aan de monitor gelegd. Met pompen wordt het grondwater laag gehouden. Opgepompt water wordt gereinigd en stortgassen worden in een installatie verbrand. Door deze maatregel is het Diemerpark "volledig veilig". Het is nu een gigantische daktuin waar het groen volop kan groeien zolang het maar niet dieper wortelt dan 1 mtr. Bovendien is er geen grondwater. Bomen kunnen er dus niet groeien. "Elk voordeel heb z'n nadeel" We lopen via Over-Diemen naar het PEN-eiland (PEN=Prov. Electr. Net) met zijn elektriciteitscentrale. Hierna volgen we de Muiderzeedijk en slaan af naar Maxis. (Maxis is een Giga winkelcentrum met tankstation midden de rimboe. Met een op- en afrit naar de A1). En het centrum wordt druk bezocht door bewoners uit de omgeving, maar ook uit Amsterdam en Lelystad. Diverse grote supermarkt giganten kom je hier tegen. Wij lopen van hier naar het station in Weesp. Per trein weer terug naar Nijkerk. De volgende dag met de auto naar Muiderberg en dan op de fiets naar Maxis. Hierna volgen we weer de Muiderzeedijk naar Muiden. Vóór Muiden komen we een natuurgebied tegen waar vroeger de kruitfabriek "de Krijgsman" stond. Sinds 1702 waren de "Verenigde Buskruitmolens" in Muiden gevestigd. De kruitfabriek is in 2004 definitief gesloten. Muiden wil op dit terrein 1700 woningen bouwen, maar dan moet er eerst een peperdure schoonmaakbeurt plaats vinden. Aan de rand van Muiden komen we langs het uit 1850 daterende slot. Muiden is samen met Stavoren en Medemblik de oudste Zuiderzeestad. We lopen langs de haven naar de sluisbrug over de Vecht. Deze steken we over op weg naar Muiderberg.
We komen eerst nog langs het Muiderslot. Dit is gebouwd kort na 1280 door Floris V ter bescherming van de sinds 944 bestaande tol bij de monding van de Vecht. In 1296 namen opstandige leenheren Floris V gevangen en brachten hem over naar het "huis van Muiden" om hem van aldaar via de Zuiderzee over te brengen naar Engeland. Maar de boeren bedreigden de edelen en ze vluchten met hun gevangene. Tijdens de vlucht vermoorden ze graaf Floris om zijn bevrijding te verhinderen. Omstreeks 1300 werd het eerste kasteel verwoest, waarna het rond 1370 weer werd herbouwd. In 1825 dreigde het einde van dit middeleeuwse slot, maar protesten tegen de sloop bewogen Koning Willem I ertoe de verkoop te verhinderen. Er volgden restauratiewerkzaamheden tussen 1895 en 1919. Na een bezoek aan dit slot vervolgen we de tocht langs de Dijkweg. De dijk is verstevigd met veldkeien. We komen diverse strandjes tegen met Zuiderzeeschelpen. De dijk is ook opvallend rijk aan vlinders. Dat komt door de beschutting van struiken, de aanwezigheid van bloemen, en de ligging op het warme zuiden. Je zou de dijk kunnen zien als de langste vlinderstraat van Nederland. We komen hier ook nog een tankversperring uit de 2e wereldoorlog tegen. Hebben ze als een monument laten staan. We lopen Muiderberg binnen. Deze stad steekt als een beboste heuvel uit boven de omringende polder. De hoogte van Muiderberg is een opduiking van de Gooise stuwwal. De Zuiderzee had moeite met deze 7 mtr. hoge keileembult, maar wist er toch langzaam aan wat af te knabbelen. Zo ontstond een klifkust. Tot in de vorige eeuw waren hier veel buitenverblijven van welgestelde Amsterdammers. Vanaf 1881 volgde met het Gooise trammetje het "gewone volk". Het was een geliefde badplaats. Hotels, pensions en strandpaviljoens schoten als paddenstoelen uit de grond. Het zoute water zou goed zijn tegen de reumatiek. Bang voor verdrinken hoefde je er niet te zijn, je kon er honderden meters de zee inlopen en dan stond het water je nog maar tot aan de knieën. Met de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 en de opheffing van de Gooise tram in 1939 verloor Muiderberg zijn aantrekkingskracht als badplaats. Nu vinden surfers en catamaranzeilers hier in het ondiepe water een goede stek. Als we Muiderberg bekeken hebben gaan we weer verder, op weg naar Naarden. We verlaten Muiderberg via de Zeeweg en gaan onder de A6 door, om via een golfterrein in het Naarderbos terecht te komen. Wij gaan via de Westdijk. Dit is de oude zeedijk. Het Naarderbos ligt dus buitendijks. Fraaie doorbraakkolken herinneren aan de kracht van het zeewater.
We komen eerst nog langs het Muiderslot. Dit is gebouwd kort na 1280 door Floris V ter bescherming van de sinds 944 bestaande tol bij de monding van de Vecht. In 1296 namen opstandige leenheren Floris V gevangen en brachten hem over naar het "huis van Muiden" om hem van aldaar via de Zuiderzee over te brengen naar Engeland. Maar de boeren bedreigden de edelen en ze vluchten met hun gevangene. Tijdens de vlucht vermoorden ze graaf Floris om zijn bevrijding te verhinderen. Omstreeks 1300 werd het eerste kasteel verwoest, waarna het rond 1370 weer werd herbouwd. In 1825 dreigde het einde van dit middeleeuwse slot, maar protesten tegen de sloop bewogen Koning Willem I ertoe de verkoop te verhinderen. Er volgden restauratiewerkzaamheden tussen 1895 en 1919. Na een bezoek aan dit slot vervolgen we de tocht langs de Dijkweg. De dijk is verstevigd met veldkeien. We komen diverse strandjes tegen met Zuiderzeeschelpen. De dijk is ook opvallend rijk aan vlinders. Dat komt door de beschutting van struiken, de aanwezigheid van bloemen, en de ligging op het warme zuiden. Je zou de dijk kunnen zien als de langste vlinderstraat van Nederland. We komen hier ook nog een tankversperring uit de 2e wereldoorlog tegen. Hebben ze als een monument laten staan. We lopen Muiderberg binnen. Deze stad steekt als een beboste heuvel uit boven de omringende polder. De hoogte van Muiderberg is een opduiking van de Gooise stuwwal. De Zuiderzee had moeite met deze 7 mtr. hoge keileembult, maar wist er toch langzaam aan wat af te knabbelen. Zo ontstond een klifkust. Tot in de vorige eeuw waren hier veel buitenverblijven van welgestelde Amsterdammers. Vanaf 1881 volgde met het Gooise trammetje het "gewone volk". Het was een geliefde badplaats. Hotels, pensions en strandpaviljoens schoten als paddenstoelen uit de grond. Het zoute water zou goed zijn tegen de reumatiek. Bang voor verdrinken hoefde je er niet te zijn, je kon er honderden meters de zee inlopen en dan stond het water je nog maar tot aan de knieën. Met de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 en de opheffing van de Gooise tram in 1939 verloor Muiderberg zijn aantrekkingskracht als badplaats. Nu vinden surfers en catamaranzeilers hier in het ondiepe water een goede stek. Als we Muiderberg bekeken hebben gaan we weer verder, op weg naar Naarden. We verlaten Muiderberg via de Zeeweg en gaan onder de A6 door, om via een golfterrein in het Naarderbos terecht te komen. Wij gaan via de Westdijk. Dit is de oude zeedijk. Het Naarderbos ligt dus buitendijks. Fraaie doorbraakkolken herinneren aan de kracht van het zeewater.
Als we Naarden bereiken komen we aan op de vestingwal, en lopen via een klinkerweg en de stadspoort de vesting binnen. Naarden is een van de best bewaarde vestingsteden in Europa en vooral beroemd om zijn unieke stervorm. De vesting heeft zes bastions, een dubbele omwalling en dubbele grachtengordel. Er is goed te wandelen over de verdedigingswerken. De omvangrijke, uitstekend gerestaureerde vesting, waarvan de meeste delen uit de 17e eeuw over zijn, is voor het grootste deel vrij toegankelijk. De vesting biedt ook onderdak aan het Nederlands Vestingsmuseum in het bastion Turfpoort. Hier kan de bezoeker zien hoe een vesting er tijdens het gebruik uitzag, en verder de collectie voorwerpen van 1350 tot 1945 bekijken. Tijdens de frequente activiteiten in het museum, binnen zowel als buiten, kunnen bezoekers ook ervaren hoe het er in een vesting aan toe ging. Het Waterliniepad loopt om de vesting heen waardoor de omvang van de werken goed zichtbaar wordt. Tevens biedt de vesting onderdak aan het tweejaarlijkse, landelijke Fotofestival Naarden. Naarden bezat van het jaar 1673 tot1915 twee stadspoorten, namelijk de Utrechtsche poort en de Amsterdamsche Poort. Uit defensieoverwegingen werd er naast de Utrechtsche poort een weg (Kapitein Meyerweg) door de omwalling aangelegd. De poort bleef behouden en staat nu bekend als de Utrechtse Poort. De Amsterdamsche Poort met het waterpoortje werd gesloopt. In 1939 werd er richting Bussum een derde verbindingsweg door de omwalling aangelegd. In de Naardense volksmond staat deze weg bekend als De Doorbraak. De beroemde Tsjechische wijsgeer,didacticus en theoloog Jan Amos Comenius is na zijn overlijden in 1670 in Naarden begraven. Eigenlijk had Comenius in Amsterdam begraven moeten worden, maar daar was geen geld voor. De alternatieve locatie was in de Waalse Kerk, een voormalige kloosterkerk te Naarden. Dit Comeniusmausoleum is voor het publiek toegankelijk. De bijzondere glas-in-loodramen zijn in de zomer van 2007 in opdracht van de Rijksgebouwendienst gerestaureerd. In 1933 is dit mausoleum in erfpacht gegeven aan de Tsjechoslowaakse republiek. Alles tegen een bedrag van fl. 1,00 per jaar. Toen de Duitsers in 1939 de restanten van Tsjecho-Slowakije als Protectorat Böhmen und Mähren (= het huidige Tsjechië zonder Sudetenland) feitelijk inlijfden (Slowakije was al in 1938 afgesplitst en verdeeld), heeft de Nederlandse regering de overeenkomsten uit de openbare registers laten schrappen. Na de oorlog is de Tsjechoslowaakse republiek hersteld, maar is door de politieke omstandigheden de zaak zo gelaten. Uiteindelijk is in juni 1959 aan de Tsjechoslowaken medegedeeld dat "uit overwegingen van courtoisie" de na 1939 ontstane toestand met betrekking tot toegang en onderhoud van het mausoleum gehandhaafd zou blijven. Inmiddels zijn Tsjechië (=Bohemen en Moravië) en Slowakije weer gescheiden en is de Tsjechische regering intensief betrokken bij het mausoleum, de Slowaakse regering minder: Comenius was namelijk een Moraviër. Nu nog trekt het Comenius Mausoleum een grote hoeveelheid bezoekers uit Tsjechië. Vanwege de link tussen Comenius en Naarden, staat de plattegrond van Naarden afgebeeld op het briefje van 200 Tsjechische kronen. Van Naarden gaat onze tocht verder richting Bikbergen, tussen Hilversum en Blaricum. Bikbergen is een villawijk en een naoorlogs bos in de gemeente Huizen. Diverse beukenlanen zijn in 1820 aangelegd. Er is een dagrecreatieterrein, "De steen", genoemd naar de zwerfsteen die op dit recreatieterrein ligt.
De volgende dag gaan we weer met volle moed aan de slag. We lopen via de Tafelbergheide en Blaricum naar Eemnes. De Tafelbergheide is een hoog gelegen heidegebied tussen Huizen en Laren van ongeveer 74 ha groot dat is gelegen in de gemeente Huizen. Het gebied is onder beheer van het Gooise Natuurreservaat. Zuidwaarts, aan de overkant van de Oude Naarderweg, gaat de Tafelbergerheide over in de Blaricumerheide. Het heidegebied kent verschillende hoogteverschillen, veroorzaakt door het landijs ten tijde van de Riss-ijstijd. Hoogste punt is de Tafelberg waaraan deze heide haar naam heeft te danken. Deze 36,4 metende 'heuvel' is een van de hoogste punten van de provincie Noord-Holland. De naam is ontleend aan een oude oriëntatietafel die zich op deze glooiing bevond maar die er tegenwoordig niet meer staat. Een deel ervan is nog te bezichtigen in het Goois Museum. Op de heide treft men veel leemkuilen aan. Deze zijn het gevolg van activiteiten van vroegere bewoners van het Het Gooi die van deze plek klei haalden wat ze gebruikten om de vloeren en erven van hun boerderijen mee hard te maken. De leem is afkomstig uit Noord-Europa en werd tijdens de Riss-ijstijd met het gletsjerijs meegevoerd. De leemkuilen zijn zeer waardevol vanwege het voor Nederland unieke plantenleven dat men daar kan aantreffen. Sinds 1990 laat men op de Tafelbergheide Drentse heideschapen grazen; in 1991 werden daar nog eens runderen aan toegevoegd. Na de Tafelbergheide lopen we langs Huizerhoogt naar Blaricum. Blaricum ligt in de landstreek het Gooi. Net als het nabijgelegen Laren is het van oorsprong een brinkdorp waarvan nog veel boerderijen bewaard zijn gebleven. Rond het begin van de twintigste eeuw vestigden zich in Blaricum veel rijke Amsterdammers en kunstenaars. In het rustieke dorpscentrum staat een monumentale Hervormde Kerk, alsook een in het Gooi hoog gewaardeerde ijssalon. We gaan onder de A27 door naar Eemnes. Hier hebben we bij de kerk onze auto staan. We gaan nu eerst een poosje naar Beilen. Zijn we al 3 weken niet meer geweest. We zijn met de Pinksterdagen dus een poosje thuis.
Na de Pinksteren gaan Jan en Roelie een weekje mee naar de camping in Nijkerk, om samen met ons wat fietstochten te maken. Het is een prachtige fietsomgeving daar rond Nijkerk.
Jan en Roelie vertrekken weer op zaterdagmorgen. Wij hebben ’s middags de wandelschoenen weer aan getrokken. We gaan met de auto naar de pont over de Eem bij Eemdijk. Dan met de fietsen op de pont naar de overkant en op weg naar Eemnes. We lopen langs de Eemnesservaart naar de Eemnessersluis. Daar kunnen we kiezen om linksaf langs de Eem naar Eemdijk te gaan (ca. 1.5 km.) en dan met de pont weer naar de overkant, of we gaan rechtsaf naar Eembrugge om daar de brug over te gaan en dan langs de andere kant van de Eem weer naar Eemdijk te lopen (ca. 7.5 km.). Het is prachtig wandelweer, en we kiezen voor de laatste optie. De volgende dag regent het. We laten ons er niet door afschrikken. Het zal in de loop van de dag weer beter worden, dus maar op weg. We zetten de auto neer bij de haven en sluis van de Arkervaart bij Nijkerk. Dan fietsend over de dijk via Spakenburg naar Eemdijk. Het motregent nog steeds. Maar goed…. De paraplu’s op, en dan op weg. Het is gelukkig lekker zacht weer. Alleen dat lange gras op de dijk is zo nat. Natte broekspijpen. Maar gelukkig goede schoenen, en we houden de voeten droog. Langs de Veen- en Veldendijk naar het Eemmeer, en dan via de Westdijk naar Bunschoten-Spakenburg. De dubbelnaam van deze gemeente suggereert een eenheid die er niet is, en er ook nooit was. Lange tijd waren Bunschoten en Spakenburg 2 gescheiden werelden. Bunschoten is oudsher een dorp van boeren en redelijk welvarend. Spakenburg is al sinds 1400 een dorp van vissers en vrij arm. Tot 1930 kwamen “gemengde” huwelijken nauwelijks voor. Wat beide plaatsen gemeen hebben is het in ere houden van een vrij orthodox geloof. Het karakter van de vissersplaats is bewaard gebleven. Nauwe straatjes en huisjes op de havendijk ruggelings tegen elkaar aangebouwd. De kleine haven is doorgaans goed gevuld met een “bruine vloot” van gerestaureerde botters als levend monument van de Zuiderzeevisserij. Als we door Spakenburg komen is het zondag, en dus totaal uitgestorven. Maar we hebben een rugzak met eten en drinken bij ons, dus geen nood. Het is langzaamaan ook droog geworden. Na op een bankje op de dijk wat gegeten te hebben lopen we verder via de Oostdijk langs het Nijkerkernauw. Aan de overkant van het nauw kijken we tegen het Hulkensteinse Bos op Flevoland. Op het Nijkerkernauw dobberen vele soorten watervogels. Met name in de winter. Naast de bekende wilde eenden en meerkoeten, zijn er wintertalingen, kuifeenden, smienten, tafeleenden, futen en krakeenden te zien. Ook de kleine zwaan komt hier veelvuldig voor. Via het dijkpad komen we bij de Wielse Sluis, waar ook het stoomgemaal “Hertog Reinout” staat. Het is nu een bezoekerscentrum en hier kunnen we een kopje koffie en thee krijgen. Na het bezoekerscentrum even bekeken te hebben gaan we weer op weg langs de dijk naar de Arkersluis. Hier staat onze auto. Het is inmiddels droog en zonnig geworden. De pijpen zijn door de zon weer gedroogd. Langs de Arkervaart lopen we naar Nijkerk. Over het industrieterrein, en dan richting Salentein met het landgoed Salentein. Op dit landgoed staat nog één van de 42 overgebleven duiventillen die vroeger werden gebruikt om aan de smakelijke duivenboutjes te komen. De adel at duivenbouten, en het werkvolk moest het met spreeuwen en ander gevogelte doen dat in spreeuwenpotten gekweekt werd. Ieder gerespecteerd landgoed had vroeger zijn eigen duiventil. Van Salentein volgen we een weg met prachtige bloemenbermen naar Diermen. Van Diermen gaan we naar landgoed Oldenaller. Op dit landgoed komt een oude bron voor (Artesische bron) die water van 100 meter diep aanvoert. We vervolgen ons pad door de prachtige bossen rond Nijkerk naar Huinen. Het is een lange en warme tocht vandaag. Normaal kom je genoeg banken tegen onderweg om even uit te puffen, maar vandaag niet. Tot we de bos uitkomen en langs een binnenweg de weg vervolgen naar Huinen, komen we bij een boerderij een bank met picknicktafel. Hier maar even neergestreken. We zitten nog maar nauwelijks of de eigenaar komt aanlopen met een steeksleutel. Hij vond het geen bezwaar dat we op zijn bank gingen zitten, maar zijn vrouw had hem net verteld dat er schroeven loszaten. En die wilde hij even aandraaien vóór dat we een ongeluk zouden krijgen. Ik zij uit de gek “ik denk die man komt de bestelling opnemen” ….Ja…reageerde hij, dat heeft mijn vrouw wel eens voorgesteld om er een kan koffie/thee neer te zetten of ander frisdrinken en dan een busje erbij voor het geld. “Maar” zij hij, ik heb wel een kopje koffie voor jullie als je dat wilt… Nee, dat was maar gekheid. Maar de man was niet meer te stoppen, we moesten mee naar huis voor koffie en thee. Dat ging hij direct voor ons maken. Geen enkele moeite. Toen de koffie klaar was verdween hij opeens om weer terug te komen met een grote zak. “Lust je wel gerookte paling?” vroeg hij mij. Nou ja, dat was geen probleem natuurlijk. Maar dat hoefde echt niet!! Maar er was niet aan te ontkomen, we moesten gerookte paling eten en hij had ook nog een portie kibbeling erbij.!!!!!!!!. Het bleek dat een goede vriend van hem Nederlands kampioen palingroken was en tevens met een viskraam de boer opging, en die was net langs geweest om hem wat vis te brengen. Maar dat kom hij zelf niet allemaal op, en hij gunde het ons van harte. Wat de kosten waren?? Niks natuurlijk! Daar wilde hij niets van horen. Hij was allang blij dat hij wat afleiding had. Toen hij weer even wegging hebben we meer snel wat geld onder het schoteltje gestopt. Dat vindt hij wel als het wordt opgeruimd. De weg weer vervolgend komen we in Huinen. De volgende dag verder door het Huinerveld naar Koudhoorn en via het Speulderbos naar de buurtschap Drie. Vlak voor Drie komen we langs het Solsche Gat. Het Solsche Gat zit vol mysterie. Het is van oorsprong een leemput waar de boeren vroeger leem haalden voor de huizenbouw en wegonderhoud. Maar het verhaal gaat dat er vroeger een klooster heeft gestaan waarvan de bewoners het zo bont gemaakt heeft dat de aarde het klooster verzwolgen heeft. Het vermoeden bestaat dat er vroeger een soort zonneverering plaats vond. Overblijfselen daarvan zou in de 19e eeuw de “Solsche Kermis” geweest kunnen zijn waarvoor de boeren uit de wijde omtrek kwamen om te drinken en te vechten. De boerenjongens hielden wedstrijden door met onbespannen wagens van de Solsche Berg af te rijden en te kijken wie het verst kon komen. Dat hierbij wel eens ongelukken gebeurden spreekt voor zich. Het dorpje Drie is van grote ouderdom. Het wordt al in 855 vermeld. Het dorpje ligt op een hoogte van 55 mtr. boven NAP. Wat heel bijzonder is voor een boerendorp. Maar doordat de ondergrond uit een keileem laag bestaat kan het grondwater niet zo snel weg sijpelen. Waardoor hier goede landbouwgrond gebleven is. Op deze 55 mtr. hoge berg staan heel oude kaarsrechte beuken van wel 40 meter hoog. Deze beuken waren vroeger een baken voor de zeelui op de Zuiderzee omdat ze van heinde en ver zichtbaar waren. Van Drie gaat de tocht verder naar Speuld en vandaar over het Speulderveld naar Staverden om vandaar naar Leuvenum te lopen. In Staverden komen we langs het kasteel Staverden en langs de witte pauwen volière. In 1291 kreeg Graaf Reinald I van de keizer vergunning ‘te Staverden op de Velua’ een stad te stichten. Staveren is echter hof gebleven. Sedert 1400 werd ‘De Pauwenburg’ door de Gelderse hertogen in leen gegeven op voorwaarde dat er witte pauwen gehouden zouden worden. De witte veren waren voor op de helm van de Hertog. We vervolgen onze weg en komen in Leuvenum. Bij Herberg “de Zwarte Boer” pikken we even een terrasje voor een kop koffie/thee met een lekker stuk appelgebak. Vandaar gaat het verder naar Nunspeet via Leuvenumse bos, en de grote zandverstuivingen van het Hulshorster zand. Het is warm als we de zandverstuivingen oversteken. Het lijkt wel een woestijn. Op deze zandvlakte komen we witte en zwarte kiezelstenen (kwartsiet en lydiet of toetssteen) tegen die we later nog een keer tegenkomen in de stoepen van Elburg. Dit grind is hier op sommige plaatsen volop te winnen doordat de zandvlakten tot de grindlaag zijn weggewaaid. Verder kom je hier afgeronde vuurstenen, zandsteen, jaspis en ‘winskanters’ tegen. Een enkele keer heb je geluk en zie je er een liggen op de hei: een windkanter. Lang geleden was de Veluwe ledig & ruig;. Het landschap bestond voornamelijk uit zandverstuivingen waar de wind vrij spel had en waar geen boom wilde groeien. Zwerfstenen, achtergebleven na een lange reis met het landijs uit het verre noorden, kregen door de schurende werking van wind en zand hun bijzondere vorm. Onvoorstelbaar hoeveel duizenden jaren de steen daar onberoerd gelegen moet hebben voordat hij zijn typische kantige vorm kreeg. Via het Willemsbosch komen we bij de A28 om deze vervolgens over te steken naar Nunspeet. Bij het station staat onze auto. Omdat het alweer een eind rijden is vanaf Nijkerk naar Nunspeet, besluiten we om weer een keer te verhuizen naar een andere camping. Het wordt Minicamping de Paardeboer in Kampen
Als we daar aankomen blijkt het op Kampereiland te liggen. Dichter bij IJsselmuiden dan Kampen. Het ligt helemaal aan het einde van de Nesweg (loopt dwars door het eiland) tegen het Gansendiep aan. Hier kan ik lekker vissen!! Ook fietsen is in deze omgeving aan te bevelen. Vlak bij de camping had de gemeente Kampen een veer aangelegd over het Gansendiep speciaal voor de fietsers. “Maar dat is weer zo’n Kamper ui” zij de eigenaresse van de camping. Nou had ik de uitdrukking “Kamper ui” wel een gehoord, maar dacht dat het iets met de kerktoren te maken had. Een uienspits b.v.b. Maar dat bleek heel anders te zijn.
Een Kamper ui is een miskleun van de gemeente. Men had wel geld beschikbaar gesteld voor een veer, maar niet voor iemand die het veer moest bedienen. Dus lag het er nu buiten werking. De uitdrukking is al van heel vroeger.
Een paar voorbeelden. Tijdens een aangekondigd bezoek van de bisschop had men een geweldig mooie steur in de IJsel gevangen welke dienst zou doen voor de maaltijd tijdens dit bezoek. Maar omdat de bisschop op het laatste moment het bezoek af laste, bleef men met de steur zitten. Omdat men hem zelf op dat moment niet nodig had, en het een buitengewoon zeldzaam exemplaar was, besloot men de steur een bel om de nek te doen zodat men kon kon horen waar hij zwom als hem weer wilden vangen…..
Een ander verhaal gaat over “het hoge weiland”
Van de Nieuwe Toren was door een blikseminslag de spits afgeslagen. Na verloop van tijd ging er gras groeien op de toren, en wel zoveel dat het een onderwerp van discussie in de stadsraad werd. Eerst dacht men het gras door geweerschoten te verwijderen. Maar een wijs lid van de raad wees er op dat het kostelijk veevoer betrof. Men legde een koe een touw om de nek om het beest op de toren te hijsen. Tijdens het ophijsen stak de koe de tong uit de bek, zó verlangde deze naar het malse gras……
De steur drijft nu nog steeds in de IJsel met een bel om zijn nek. En één keer per jaar hijst men nog steeds een koe de toren op (zie foto’s)
Vanuit Kampen gaan we het volgende stuk van de Zuiderzeeroute lopen.
We beginnen weer in Nunspeet en lopen de eerste dag naar Elburg. We gaan door de bossen rond Nunspeet op weg naar Doornspijk. We komen onderweg veel bosbessen tegen maar ook krenten en zelfs frambozen. We komen vandaag wel weer aan ons dagelijkse portie fruit (en niet uit een flesje). In Nunspeet, Doornspijk en Elburg is het vandaag te merken dat het zondag is. Mannen in zwarte pakken, vrouwen in zwarte jurken en een zwarte hoed op. Bij de meeste kerken 3X daags kerkdienst!! Van Doornspijk gaan we door het Goor (laaggelegen modderig land) door de Waterlandspolder van Doornspijk.
Als we bij het IJsselmeer komen zien we een monument van de St. Ludgeruskerkerk die in 1825 tijdens een hevige springvloed in zee is verdwenen.
Als we in Nunspeet zijn maken we een extra stadswandeling. Is zeker aan te bevelen om eens een keer te gaan kijken. Een prachtige oude stad. De volgende dag gaan we weer verder
naar De Roskam (even voor Kampen) We verlaten Elburg via het oude “voetpad naar de vrijheid”, “De Zeuven Vlonders” dwars door de weilanden naar Oostendorp. Van Oostendorp gaan we langs Eekt naar Oosterwolde. Vanaf Oosterwolde volgen we de winterdijk naar Kerkdorp. Kerkdorp, zonder dorp en zonder kerk. Oorspronkelijk stond hier de kerk van Oosterwolde. Tijdens overstromingen van Zuiderzee en IJsel stond het hele gebied blank en vormden de kleine huisbelten kleine eilandjes waarop de bewoners probeerden droge voeten te behouden. Soms moesten ze daarvoor in de hooiberg klimmen. Na de stormramp van 1825 verhuizen de meeste mensen hogerop naar het huidige Oosterwolde. Enige jaren later brandde de kerk in Kerkdorp af. Kerkdorp is nu bekend als woonplaats van de bekende marathonschaatser Dries van Wijhe. Langs het Nieuwe Kanaal en Geldersche Gracht gaan we naar De Roskam. Vandaag gaan we de wandeling vervolgen naar Kampen en maken we een wandeling door het mooie stadje Kampen. Van Roskam langs de Nieuwendijk naar de Zwartedijk met zijn vele kolken die herinneren aan dijkdoorbraken in het verleden. Deze weg loopt parallel aan de N50 naar de oversteek bij Hagenbroek. We lopen nu via Hagenbroek Kampen in. We lopen door de nieuwbouwwijk, en komen de oude wijk Brunnepe. In 1859 streken in dit vissersdorp, dat nu als een wijk bij Kampen hoort, bewoners van het geëvacueerde Schokland neer. De Schokkercultuur wordt in de wijk nog steeds hoog gehouden. Aan de Nieuwe Buitenhaven staat een monument voor de Schokkers. Van de haven gaan we weer de oude binnenstad in. We komen langs oude muurreclames, waarvan Kampen nog een 35 overgehouden heeft en die nu weer gerestaureerd zijn of worden. We lopen door een deel van het prachtige plantsoen naar de Broederpoort. Eén van de 3 poorten die Kampen nog heeft. Die poorten zit ook weer een verhaal aan wat een Kamper ui betekent. Toen Kampen vroeger een bekende handelsplaats was had de stad maar 2 poorten. Wie Kampen in wilde moest onder die poorten tol betalen. Dit bracht een aanzienlijk bedrag op in de gemeentekas. De burgemeester toentertijd was een groot rekenwonder en berekende dat 10 poorten 5x zoveel opbrengst zouden opleveren en 20 poorten 10x zoveel!! Dus werden er met spoed 19 poorten bijgebouwd zodat men er 21 had. Maar dit bleek niet het gewenste effect op te leveren. Dus zijn er later weer wat afgebroken, en ook tijdens oorlogen zijn er wat vernield, zodat Kampen uiteindelijk drie poorten overgehouden heeft. Via de Broederpoort komen we langs het Gotische Huis in de Oudestraat. Dit was vroeger een middeleeuwse koopmanswoning en nu Stedelijk Museum. Hier zien we ook de Nieuwe Toren waar de koe werd opgehesen. Hij hangt nóg halverwege. We gaan verder de IJssel brug over naar IJsselmuiden. Van hier gaan we naar camping. Lekker dichtbij.
Op de camping ‘s avonds gevist in het Ganzendiep. Wat een dikke voorns vang je hier! Ik heb ze wel gevangen van zo’n 35-40 cm. De boerderijkat van de boer wist precies waar hij moest zijn. Hij zat al achter mij te wachten tot ik er één ving. En als ik hem niets gaf dan greep hij ze zelf wel van de haak. Ik moest moeite doen om hem weg te houden. Tegen het donker worden zien we prachtige zonsondergangen in dit uitgestrekte kale land. Je kunt tot de horizon kijken zonder obstakels. De naam van de camping “de Paardeboer” deed ons denken aan het fijt dat de eigenaresse paarden fokte en africhtte. Ze hadden een manege bij huis. Maar de naam was al van veel eerder, vóórdat ze de boerderij kochten. Deze boerderij was vroeger een stalplaats voor trekpaarden voor de scheepvaart op het Ganzendiep. Dat zij ook paarden hadden was een samenloop van toevalligheden.
De tocht gaat weer verder van IJsselmuiden naar Genemuiden. Hier moeten we het Zwartewater over. Via het middeleeuwse tufstenen kerkje van IJselmuiden en de Joodse begraafplaats gaan we naar Grafhorst. We gaan hier de dijk langs het Ganzendiep op. Aan de andere kant van het Ganzendiep staat ergens onze caravan. We volgen de Kamperzeedijk naar Lutterzijl. Vandaar volgen we de dijk langs de Goot, een aftakking van het Ganzendiep. Na een tijdje slaan we af op de Slapersdijk en gaan door de Polder de Pieper en de Oostermaat naar de Veneriete, die loopt van Kamperzeedijk Oost naar het Zwarte Meer. We volgen de Veneriete tot het Zwarte Meer en gaan dan langs het Scheepvaartgat naar het Zwarte Water. Deze volgen we tot we Genemuiden bereiken. We eindigen bij de oversteekplaats van de pont.
De volgende dag zetten we de auto in Sint Jansklooster en gaan op de fiets naar de pont.
We volgen het Zwarte Water tot het eind van de Broekenpolder en gaan dan naar de dijkweg richting Barsbeek. Van Barsbeek naar Sint Jansklooster komen we door de Wieden. Een rietgebied waar nog veel riethandelaren wonen. Via Poepershoek komen we in Sint Jansklooster. Na een kop koffie/thee met appelgebak op een terras vervolgen we de wandeling via de Bentpolder en het Vollenhovekanaal naar Vollenhove. We komen over de Voorst. Een keileembult waar de Zuiderzee in het verleden stukken afgeslagen heeft waardoor er een klif kust ontstaan is. We volgen de dijk naar de Stad vol van Hoven. We komen uit bij de haven van Vollenhove waar een monument staat voor de Durgerdammer vissers die in 1849 door Vollenhover vissers van een ijsschots gered zijn. Vader Bording met zijn twee zoons waren het ijs op gegaan om ‘bot te kloppen’. Het ijs brak, en ze zwalkten 14 dagen op een ijsschots over de Zuiderzee. De Durgerdammers werden in Vollenhove verzorgd. Vader en één van de zoons overleden kort na hun redding alsnog. Ze werden in Vollenhove begraven.
Hier eindigt voorlopig onze tocht.
We gaan eerst de zomer op een andere manier doorbrengen. Het wordt ons te warm om zulke tochten te maken. Na de zomer vervolgen we ….
Na de zomer wordt voorjaar 2010.
Door de lange winter konden we niet eerder beginnen dit voorjaar. Maar we beginnen weer in Vollenhove. Het is dan mooi voorjaarsweer. Wel een frisse wind, maar daar merk je tijdens het lopen weinig van. De tocht gaat via Blokzijl, Nederland, en Kalenberg naar Ossenzijl. Een weldadige rust in de Weerribben. Soms hoor je niets, maar dan ook niets anders dan de natuur. De wind, vogels en insecten. Van Ossenzijl gaan we verder via Spanga, Scherpenzeel, Munnekeburen naar de Oldelamerbrug. We volgen de Helomavaart via Gracht en Zevenbuurt naar Delfstrahuizen. Maar als we voor de Tjonger komen is er geen brug. We moeten daarom een kilomer of zeven omhalen via een handbedieningspondje. Maar dan zijn we dan ook in Delfstrahuizen. Van Delfstrahuizen gaan we de brug over naar Echtenerbrug en dan langs het Tjeukemeer naar Gietersebrug. Daar volgen we de Gietersevaart weer het land in naar de Dijksloot om dan via de dijk naar Lemmer te lopen.In Lemmer is ons eindpunt bij de Prinses Margrietsluis. Vandaar gaan we rond de Lemsterhoek en langs Steile Bank om dan bij De Leien De Ledyk te volgen. Deze weg loopt door de Graverijpolder. Een gebied waar vroeger turf werd gegraven. Zo komen we dan in Sleat (Sloten) We lopen door het prachtige stadje op weg naar Wikel (Wijckel) om zo in Balk uit te komen. Van Balk gaan we via Harich en door het Harichsterbos en de Starnumanbossen en via Bremerwildernis naar Nij Amerika. Via het Lycklemabosch komen we bij de Van Zwinderenvaart.We volgen deze een eindje om dan bij de Schaarslijpersbrug via Elfbergen en Witte Akkers aan de Jan Schotanuswei uit te komen. Zo komen we langs het vogelpark in Rijs. Van Rijs volgen we de Murnserlleane naar het Mirnster Klif aan het IJselmeer. Vandaar gaan we achter Mirns langs naar Bakhuizen.Van Bakhuizen lopen we dan via Mirns naar de Mokkebank aan het IJselmeer. En dan is het steeds de dijk volgen via Laaksum, Rodeklif en Scharl om in Stavoren aan te komen. Dit was de route die we volgden. Voor onze belevenissen en mooie uitzichten moet je maar even kijken op de foto-link oven dit artikel.
We hebben er onze 400 km. opzitten en gaan nu eerst naar Canada!!
Ja, ja, druk leven als je niks meer te doen hebt....
De groeten, ook namens mijn wandelmaatje Erna.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten