DOMELA NIEUWENHUISPAD
We hebben onlangs (2014) het Domela
Nieuwenhuispad gelopen.
Het Domelapad (LAW 101) is een
lange-afstand-wandelpad met een lengte van 165 kilometer. Het loopt van Haren
(Groningen) langs de grens van Drenthe en Groningen en de grens van Drenthe en Friesland naar Steenwijk (Overijssel) Het
pad wordt niet meer onderhouden en kan als niet meer bestaand worden beschouwd.
Een deel van het Drentse tracé in 2009 is opgenomen in het Drenthepad. Maar met een
beetje goede wil is het pad nog best te lopen
Het pad volgt de rand van het Drents Plateau waar deze
overgaat in het Friese veen. De slechte arbeidsomstandigheden in de
veenkoloniën was een eeuw geleden een goede voedingsbodem voor het socialisme.
De turfstekers vonden in Domela Nieuwenhuis hun voorman. Na de vervening bleef
een afwisselend landschap van wei, moeras, bos en hei over.
We beginnen onze wandeling bij het station in Haren en lopen
door Haren naar de A 28. We kruizen de A 28 en lopen dan door het stroomdal van
de Oude AA naar het natuurgebied Friesche Veen om vervolgens uit te komen in
Paterswolde waar we over het landgoed De Braak komen. Dan gaan we via
Schelfhorst naar het Omgelegde Eelder Diep. We volgen het Diep, tot voorbij de
nieuwbouwwijk Ter Borch bij Eelderwolde, naar de Peizermade.
We lopen dan door de Peizermade langs het Peizerdiep naar
Roderwolde en vervolgens langs het moerasgebied Bolmertsche Gouwe aan het
Leekstermeer en via het landgoed Nienoord naar Nietap. We wandelen door Nietap
en gaan via de buurtschap Terheijl door het natuurgebied Vagevuur naar Roden.
We volgen een fietspad dwars door Roden en lopen langs een brede sloot over de
begraafplaats en komen uit bij de kinder boerderij. Dan komen we over het land
van Havezate Mensinge. Het huis, dat tot 1985
particulier bewoond was, is nu te bezichtigen als museum. Bij de havezate hoort
een groot bos, het Mensingebos. Doordat het huis lange tijd bewoond is
geweest en de laatste decennia nagenoeg ongewijzigd is gebleven, geeft de
inrichting een goed idee hoe men vroeger woonde. Het is alsof de bewoners even
weg zijn. In de kelder staan nog de geweckte potten vlees. We volgen het
pad langs de brede sloot naar het Lieverse Diep. We volgen het Lieverse Diep
naar het Sterrenbosch en komen weer over het landgoed Mensinge
om uiteindelijk te eindigen in Roderesch.
Van Roderesch lopen we door de landerijen en bossen naar
het hunebed D1 bij Steenbergen. En ons pad gaat vervolgens via de
Zuursche Duinen naar Amerika. We komen hier langs het Recreatiecentrum
Ronostrand. We lopen om een groot zandwingebied heen naar de
Zwartendijksterschans. In 1593 wordt de Zwartendijksterschans
aangelegd om de weg van Groningen naar Friesland af te sluiten voor de
Spanjaarden. De Spaanse legerleider Verdugo wil vanuit Groningen Friesland
veroveren. Met zijn leger moet hij langs de Zwartendijksterschans. De schans
wordt bewaakt door de mannen uit het leger van de Prins van Oranje. Toch zien
Verdugo en zijn mannen kans om de schans ongezien te passeren. Hij trekt met
zijn leger dwars door het moeras. Dat kan omdat het lange tijd droog is
geweest. Op de terugweg plundert het Spaanse leger alle boerderijen in de buurt
van de schans en steekt ze daarna in brand. In 1648 komt er een eind aan
de Tachtigjarige oorlog, het Spaanse leger trekt zich terug uit de
gewesten. Na 1673 wordt de schans niet meer
gebruikt. Tot het eind van de 18e eeuw woont er alleen een
bewaker die ook voor het onderhoud zorgt. Daarna raakt de schans in
verval. In 1980 wordt de schans in zijn oude glorie hersteld. Hij ziet er
weer uit als in 1673. De wallen en de vier bastions zijn nog te zien, maar de
gracht rondom de schans ligt droog. Dit komt doordat het grondwaterpeil nu veel
lager ligt dan vroeger. Van de schans lopen we langs Een-West naar Bakkeveen,
en komen door het heideveld Allardsoog en
de Bakkeveense-Duinen langs de Pupedobbe om onze weg te
vervolgen naar Haulerwijk.
Net voor haulerwijk slaan we af naar het Blauwe Bos
en komen langs de Haulerpoel uiteindelijk in Haule. We steken in Haule de
Dorpsweg over en vervolgen rechtdoor de landrijen in. We kruizen de Boven Tjonger
en komen langs Weper en Jardinga in Oosterwolde. We wandelen Oosterwolde door
en steken de N381 over naar Hoog-Duurswoude en Laag-Duurswoude. We komen in
Langedijke met de klokkenstoel. Langedijke heeft ook een eigen kerkje gehad. Er
is nog een tekening van uit 1722. Naast de kerk stond een klokkentoren met twee
klokken. De kerk is omstreeks 1830 afgebroken. De klok die nu nog in de
klokkenstoel hangt is rond 1300 gemaakt. Het is waarschijnlijk de oudste
kerkklok van Noordwest-Europa. Mogelijk is de klok nog een overblijfsel van het
klooster dat in de omgeving van Langedijke zou hebben gestaan. Of dat klooster
ook werkelijk heeft bestaan is nog steeds onduidelijk.
Via de buurtschap De
Bult komen we langs het gebied waar in de oorlog het Joods werkkamp De Landweer
heeft gestaan. De Landweer in het Friese Elsloo (gemeente
Ooststellingwerf) bood plaats aan een kleine tweehonderd joodse dwangarbeiders.
De eersten arriveerden op 31 maart 1942. Sommigen ontvingen in februari een
oproep om begin maart naar De Landweer te komen, maar door het strenge
winterweer werd hun komst naar Elsloo vertraagd. Eind maart reisde een grote
groep Amsterdammers per trein vanaf het Centraal Station naar Steenwijk. Vanuit
dat stadje in Overijssel ging het per tram via dorpen Frederiksoord en
Noordwolde naar Elsloo. Bij café Cats stapte het gezelschap in de stromende
regen uit. Via de Nijeweg - nu de Kloosterweg - moesten de mannen een half uur
lopen naar het nieuw gebouwde kamp. Bij aankomst schreef één van hen, Guus van
der Wijk uit Leiden, een brief aan zijn vriendin Mineke de Vries: 'Hedenavond
ongeveer zes uur zijn we in het kamp met 180 man aangekomen. Het heeft veel
geregend. Eenmaal moesten we in een andere treinwagen overstappen. De stemming
was zeer matig over het algemeen. Wel werd er een weinig gezongen, doch het was
niet met vol plezier.' Van der Wijk vervolgt: 'De leiding is naar ik meen in
'goede' handen. We zijn door diverse personen toegesproken geworden. Stuur me
in ieder geval of werkschoenen of laarzen of klompen, want we zitten hier nogal
in de klei. Ook wel wat hei hier en daar. Helaas weten we niet wanneer we met
verlof gaan. Theoretisch om de drie weken, doch er moet steeds toestemming van
de Duitse autoriteiten gegeven worden!!!, zodat we maar hier vooreerst op minstens
zes weken rekenen.' De commandant van het kamp was kok/beheerder Wim Hekkema.
Het regime was aanvankelijk mild. Voor de dwangarbeiders was voldoende te eten
aanwezig en er gold een redelijke bewegingsvrijheid. Overdag werd onder leiding
van de Heidemaatschappij op de heide gewerkt. De overwegend jeugdige opzichters
maakten het de arbeiders niet lastig. Ben Pijnappel uit Amsterdam wil er geen
kwaad woord over horen. 'Er werd door de opzichters nooit een duimstok bij
gehouden. De jongens van de Heidemaatschappij waren daarvoor bij óns veel te
goed.' In andere kampen liepen de medewerkers van de Heidemaatschappij in
groene pakken, maar volgens Pijnappel ging in De Landweer alleen districtshoofd
Jan Tonnis uit Oosterwolde zo gekleed. Hoofduitvoerder was Siebe van der Veen
uit Appelscha. Andere personeelsleden en volontairs in Elsloo waren o.a. Sietse
Klijnstra uit Jubbega, opzichter Wietze Stoel en Joop Oostijen en Wim in 't
Ven. In de avonduren of op zondag werd voor de kampbewoners in De Landweer af en
toe amusement van buiten georganiseerd. Ben Pijnappel herinnert zich een
optreden van Maloitz, een joodse goochelaar en hypnotiseur uit Amsterdam. Hij
had een vergunning om te reizen. De in 1920 in Amsterdam geboren Harry (Hartog
Salomon) Ereira trakteerde zijn mede-kampbewoners op zang. Veel kampbewoners
legden contacten met boeren in de omgeving. Op het moment dat de post in het
kamp werd gecensureerd en het eten gerantsoeneerd, dienden veel boerderijen als
postadres voor de kampbewoners en kregen velen er extra eten. Pijnappel was
kind aan huis bij de familie De Vegt, nadat hij verkering kreeg met dochter
Anke de Vegt. De families Wieldraaijer en Rooks gaven joodse dwangarbeiders
eveneens eten. Uit dankbaarheid schreven enkelen van hen in de poëziealbums van
de dochters Alberdina Wieldraaijer en Annie Rooks. Gaandeweg werden de
omstandigheden voor de kampbewoners steeds slechter. Ook het nieuws dat
doorsijpelde over de razzia's in steden en de transporten vanuit Westerbork
lieten de dwangarbeiders niet onberoerd. Guus van der Wijk schreef in juli 1942
vanuit De Landweer naar zijn vriendin Mineke: 'Je moet je goed voorbereiden,
geestelijk en lichamelijk. Vooral moet je geestelijk sterk zijn en ik merk
reeds hier in 't kamp, dat het zeker is dat de "zwakken van geest"
eraan gaan. Mochten de tijden nog zwaarder worden, dan zullen alleen de
allersterksten er nog behoorlijk uit komen. Zorg dus ervoor, bij die sterksten
te horen.' Enige tijd later kreeg Guus van der Wijk toestemming om in Amsterdam
met Mineke te trouwen. Hij mocht na de sobere plechtigheid één nacht in
Amsterdam blijven en keerde vervolgens terug in De Landweer. Diverse
kampbewoners wachtten het naderende onheil niet verder af en ontvluchtten het
kamp. Zo ontsnapten onder meer Ben Pijnappel, Eli Englander, Eliazer de Raay,
S. Norden, Ies Peye en Mautje Polk. Max Wessel kreeg daarbij hulp van Antje
Veenstra, een boerendochter uit de buurt. Bij zijn vlucht scheurde Wessel de
davidsster van zijn kleren. Antje Veenstra bewaarde de gele ster meer dan zestig
jaar. Max Wessel overleefde de oorlog niet. Anderen, zoals Pijnappel en
Englander, hadden meer geluk. Ben Pijnappel kreeg hulp van zijn toekomstige
schoonfamilie De Vegt, waar hij onderdook. Na het omspitten van de heide, het
planten van bomen en het aanleggen van een zandpad moesten de dwangarbeiders in
Elsloo in september aardappelen rooien. Het verschafte hen de valse hoop dat ze
nog zeker enkele maanden in De Landweer mochten blijven. Maar in de nacht van 2
op 3 oktober werd het kamp ontruimd. Alle bewoners moesten lopen naar het
station in Assen. In de Drentse hoofdstad zag Guus van der Wijk kans om een
laatste groet aan zijn kersverse echtgenote te posten: 'Lieve Vrouw, Heel hard
zal het voor je zijn. Om 12 uur middernacht zijn wij onverwachts door plm. 10
man Grüne Polizei weggehaald. Eerst voorbereiding en om 7 uur v.m. (3/10-42)
naar Assen lopen. Vandaar naar Westerbork waarschijnlijk. Indien je kans hebt
en wilt, kom! Dat gaat onm., desnoods zonder reisvergunning (voorlopig van
Joodse Raad). Vele zoenen. Tot ziens. Houd je taai. Stemming hier goed. Allen
gegroet. Weest flink. - Je man.' Van de kampbewoners die naar Westerbork werden
afgevoerd, overleefde vrijwel niemand de oorlog. Ook Guus van der Wijk niet:
hij stierf in november 1942 in Auschwitz. Zijn vrouw Mina van der Wijk-de Vries
gaat in maart 1943 vanuit Amsterdam via kamp Westerbork op transport naar het
vernietigingskamp Sobibor. De barakken van kamp De Landweer zijn na het vertrek
van de joden waarschijnlijk niet meer bewoond geweest. In de buurt van het
kamp, tussen het Canadameer en het dorp Elsloo, werd later door de Duitsers een
schijnvliegveld aangelegd. Het is niet precies bekend wanneer het kamp is
gesloopt. Dorpelingen die het kamp hebben meegemaakt, denken dat De Landweer
kort na de oorlog is verdwenen. Op de oude locatie van het kamp is tegenwoordig
niets tastbaars van De Landweer meer aanwezig. Wel bestaat nog het bos dat in
1942 door de tewerkgestelden is gepoot. In de volksmond heet dit perceel het
jodenbos.
We vervolgen ons wandelpad en komen langs het Aekinger- of Canadameer
en langs een paar campings komen we aan in Zorgvlied. We komen nu in het
Doldersummerveld in het Nationaal park Drents-Friese Wold. Het Doldersummerveld
is een nat heidegebied. In 1821 is het gebied aangekocht
door de Maatschappij van Weldadigheid. Deze wilde de grond ontginnen en in gebruik nemen als landbouwgrond. Er is bos op
geplant toen bleek dat dit financieel niet haalbaar was. Door een grote
bosbrand is het bos verloren gegaan, waarna het gebied verkocht is aan het
Drentse Landschap, die het weer terugbracht heeft in de oorspronkelijke staat.
Ons pad gaat vervolgens door het natuurgebied Boschoord bij Doldersum langs
Vledderveen naar Noordwolde.
We verlaten Noordwolde aan de andere kant en gaan
naar het natuurgebied De Meenthe en via het dorp De Hoeve lopen we
naar de rivier de Lende of zo de Friesen zeggen de Linde. De Linde slingert
zich sinds de laatste ijstijd door het Stellingwerfse landschap. Zij
ontspringt bij het gehucht Tronde in de gemeente Ooststellingwerf en stroomde
tot de aanleg van de Noord Oost Polder bij Kuinre in zee. In de middeleeuwen
werd het riviertje wel beschouwd als de noordelijke grens van het bisdom Utrecht,
dus van het Oversticht. Momenteel vormt het riviertje aan de bovenloop de
gemeentegrens tussen Oost- en Weststellingwerf en aan de benedenloop de
provinciegrens tussen Friesland en Overijssel. Wij volgen de rivier tot aan
Nijetrijne.
Daar verlaten we de Linde, en gaan naar Oldemarkt, en van
Oldemakt gaan we naar het Nationaal Park Weerribben-Wieden. Dit is het grootste
laagveenmoeras van West-Europa. Natuurmonumenten beheert het zuidelijke deel:
De Wieden. Dit waterrijke natuurgebied in de Kop van Overijssel is een oase van
ruimte en rust. Je vindt hier plassen en sloten, uitgestrekte rietlanden,
hooilanden vol bloemen en dichtbegroeide moerasbossen. We lopen verder langs
het kanaal Steenwijk-Ossenzijl naar Steenwijk. Ons wandelpad eindigt bij
het station.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten