donderdag 25 september 2014

LAW - Domela Nieuwenhuispad 2014

DOMELA NIEUWENHUISPAD

We hebben onlangs (2014) het Domela Nieuwenhuispad gelopen.

Het Domelapad (LAW 101) is een lange-afstand-wandelpad met een lengte van 165 kilometer. Het loopt van Haren (Groningen) langs de grens van Drenthe en Groningen en de grens van Drenthe en Friesland naar Steenwijk (Overijssel)  Het pad wordt niet meer onderhouden en kan als niet meer bestaand worden beschouwd. Een deel van het Drentse tracé in 2009 is opgenomen in het Drenthepad. Maar met een beetje goede wil is het pad nog best te lopen
Het pad volgt de rand van het Drents Plateau waar deze overgaat in het Friese veen. De slechte arbeidsomstandigheden in de veenkoloniën was een eeuw geleden een goede voedingsbodem voor het socialisme. De turfstekers vonden in Domela Nieuwenhuis hun voorman. Na de vervening bleef een afwisselend landschap van wei, moeras, bos en hei over.
We beginnen onze wandeling bij het station in Haren en lopen door Haren naar de A 28. We kruizen de A 28 en lopen dan door het stroomdal van de Oude AA naar het natuurgebied Friesche Veen om vervolgens uit te komen in Paterswolde waar we over het landgoed De Braak komen. Dan gaan we via Schelfhorst naar het Omgelegde Eelder Diep. We volgen het Diep, tot voorbij de nieuwbouwwijk Ter Borch bij Eelderwolde, naar de Peizermade.

We lopen dan door de Peizermade langs het Peizerdiep naar Roderwolde en vervolgens langs het moerasgebied Bolmertsche Gouwe aan het Leekstermeer en via het landgoed Nienoord naar Nietap. We wandelen door Nietap en gaan via de buurtschap Terheijl door het natuurgebied Vagevuur naar Roden. We volgen een fietspad dwars door Roden en lopen langs een brede sloot over de begraafplaats en komen uit bij de kinder boerderij. Dan komen we over het land van Havezate Mensinge. Het huis, dat tot 1985 particulier bewoond was, is nu te bezichtigen als museum. Bij de havezate hoort een groot bos, het Mensingebos. Doordat het huis lange tijd bewoond is geweest en de laatste decennia nagenoeg ongewijzigd is gebleven, geeft de inrichting een goed idee hoe men vroeger woonde. Het is alsof de bewoners even weg zijn. In de kelder staan nog de geweckte potten vlees. We volgen het pad langs de brede sloot naar het Lieverse Diep. We volgen het Lieverse Diep naar het Sterrenbosch en komen weer over het landgoed Mensinge om uiteindelijk te eindigen in Roderesch.

Van Roderesch lopen we door de landerijen en bossen naar het hunebed D1 bij Steenbergen. En ons pad gaat vervolgens via de Zuursche Duinen naar Amerika. We komen hier langs het Recreatiecentrum Ronostrand. We lopen om een groot zandwingebied heen naar de Zwartendijksterschans. In 1593 wordt de Zwartendijksterschans aangelegd om de weg van Groningen naar Friesland af te sluiten voor de Spanjaarden. De Spaanse legerleider Verdugo wil vanuit Groningen Friesland veroveren. Met zijn leger moet hij langs de Zwartendijksterschans. De schans wordt bewaakt door de mannen uit het leger van de Prins van Oranje. Toch zien Verdugo en zijn mannen kans om de schans ongezien te passeren. Hij trekt met zijn leger dwars door het moeras. Dat kan omdat het lange tijd droog is geweest. Op de terugweg plundert het Spaanse leger alle boerderijen in de buurt van de schans en steekt ze daarna in brand. In 1648 komt er een eind aan de Tachtigjarige oorlog, het Spaanse leger trekt zich terug uit de gewesten. Na 1673 wordt de schans niet meer gebruikt. Tot het eind van de 18e eeuw woont er alleen een bewaker die ook voor het onderhoud zorgt. Daarna raakt de schans in verval. In 1980 wordt de schans in zijn oude glorie hersteld. Hij ziet er weer uit als in 1673. De wallen en de vier bastions zijn nog te zien, maar de gracht rondom de schans ligt droog. Dit komt doordat het grondwaterpeil nu veel lager ligt dan vroeger. Van de schans lopen we langs Een-West naar Bakkeveen, en komen door het heideveld Allardsoog en de Bakkeveense-Duinen langs de Pupedobbe om onze weg te vervolgen naar Haulerwijk. 

Net voor haulerwijk slaan we af naar het Blauwe Bos en komen langs de Haulerpoel uiteindelijk in Haule. We steken in Haule de Dorpsweg over en vervolgen rechtdoor de landrijen in. We kruizen de Boven Tjonger en komen langs Weper en Jardinga in Oosterwolde. We wandelen Oosterwolde door en steken de N381 over naar Hoog-Duurswoude en Laag-Duurswoude. We komen in Langedijke met de klokkenstoel. Langedijke heeft ook een eigen kerkje gehad. Er is nog een tekening van uit 1722. Naast de kerk stond een klokkentoren met twee klokken. De kerk is omstreeks 1830 afgebroken. De klok die nu nog in de klokkenstoel hangt is rond 1300 gemaakt. Het is waarschijnlijk de oudste kerkklok van Noordwest-Europa. Mogelijk is de klok nog een overblijfsel van het klooster dat in de omgeving van Langedijke zou hebben gestaan. Of dat klooster ook werkelijk heeft bestaan is nog steeds onduidelijk. 

Via de buurtschap De Bult komen we langs het gebied waar in de oorlog het Joods werkkamp De Landweer heeft gestaan. De Landweer in het Friese Elsloo (gemeente Ooststellingwerf) bood plaats aan een kleine tweehonderd joodse dwangarbeiders. De eersten arriveerden op 31 maart 1942. Sommigen ontvingen in februari een oproep om begin maart naar De Landweer te komen, maar door het strenge winterweer werd hun komst naar Elsloo vertraagd. Eind maart reisde een grote groep Amsterdammers per trein vanaf het Centraal Station naar Steenwijk. Vanuit dat stadje in Overijssel ging het per tram via dorpen Frederiksoord en Noordwolde naar Elsloo. Bij café Cats stapte het gezelschap in de stromende regen uit. Via de Nijeweg - nu de Kloosterweg - moesten de mannen een half uur lopen naar het nieuw gebouwde kamp. Bij aankomst schreef één van hen, Guus van der Wijk uit Leiden, een brief aan zijn vriendin Mineke de Vries: 'Hedenavond ongeveer zes uur zijn we in het kamp met 180 man aangekomen. Het heeft veel geregend. Eenmaal moesten we in een andere treinwagen overstappen. De stemming was zeer matig over het algemeen. Wel werd er een weinig gezongen, doch het was niet met vol plezier.' Van der Wijk vervolgt: 'De leiding is naar ik meen in 'goede' handen. We zijn door diverse personen toegesproken geworden. Stuur me in ieder geval of werkschoenen of laarzen of klompen, want we zitten hier nogal in de klei. Ook wel wat hei hier en daar. Helaas weten we niet wanneer we met verlof gaan. Theoretisch om de drie weken, doch er moet steeds toestemming van de Duitse autoriteiten gegeven worden!!!, zodat we maar hier vooreerst op minstens zes weken rekenen.' De commandant van het kamp was kok/beheerder Wim Hekkema. Het regime was aanvankelijk mild. Voor de dwangarbeiders was voldoende te eten aanwezig en er gold een redelijke bewegingsvrijheid. Overdag werd onder leiding van de Heidemaatschappij op de heide gewerkt. De overwegend jeugdige opzichters maakten het de arbeiders niet lastig. Ben Pijnappel uit Amsterdam wil er geen kwaad woord over horen. 'Er werd door de opzichters nooit een duimstok bij gehouden. De jongens van de Heidemaatschappij waren daarvoor bij óns veel te goed.' In andere kampen liepen de medewerkers van de Heidemaatschappij in groene pakken, maar volgens Pijnappel ging in De Landweer alleen districtshoofd Jan Tonnis uit Oosterwolde zo gekleed. Hoofduitvoerder was Siebe van der Veen uit Appelscha. Andere personeelsleden en volontairs in Elsloo waren o.a. Sietse Klijnstra uit Jubbega, opzichter Wietze Stoel en Joop Oostijen en Wim in 't Ven. In de avonduren of op zondag werd voor de kampbewoners in De Landweer af en toe amusement van buiten georganiseerd. Ben Pijnappel herinnert zich een optreden van Maloitz, een joodse goochelaar en hypnotiseur uit Amsterdam. Hij had een vergunning om te reizen. De in 1920 in Amsterdam geboren Harry (Hartog Salomon) Ereira trakteerde zijn mede-kampbewoners op zang. Veel kampbewoners legden contacten met boeren in de omgeving. Op het moment dat de post in het kamp werd gecensureerd en het eten gerantsoeneerd, dienden veel boerderijen als postadres voor de kampbewoners en kregen velen er extra eten. Pijnappel was kind aan huis bij de familie De Vegt, nadat hij verkering kreeg met dochter Anke de Vegt. De families Wieldraaijer en Rooks gaven joodse dwangarbeiders eveneens eten. Uit dankbaarheid schreven enkelen van hen in de poëziealbums van de dochters Alberdina Wieldraaijer en Annie Rooks. Gaandeweg werden de omstandigheden voor de kampbewoners steeds slechter. Ook het nieuws dat doorsijpelde over de razzia's in steden en de transporten vanuit Westerbork lieten de dwangarbeiders niet onberoerd. Guus van der Wijk schreef in juli 1942 vanuit De Landweer naar zijn vriendin Mineke: 'Je moet je goed voorbereiden, geestelijk en lichamelijk. Vooral moet je geestelijk sterk zijn en ik merk reeds hier in 't kamp, dat het zeker is dat de "zwakken van geest" eraan gaan. Mochten de tijden nog zwaarder worden, dan zullen alleen de allersterksten er nog behoorlijk uit komen. Zorg dus ervoor, bij die sterksten te horen.' Enige tijd later kreeg Guus van der Wijk toestemming om in Amsterdam met Mineke te trouwen. Hij mocht na de sobere plechtigheid één nacht in Amsterdam blijven en keerde vervolgens terug in De Landweer. Diverse kampbewoners wachtten het naderende onheil niet verder af en ontvluchtten het kamp. Zo ontsnapten onder meer Ben Pijnappel, Eli Englander, Eliazer de Raay, S. Norden, Ies Peye en Mautje Polk. Max Wessel kreeg daarbij hulp van Antje Veenstra, een boerendochter uit de buurt. Bij zijn vlucht scheurde Wessel de davidsster van zijn kleren. Antje Veenstra bewaarde de gele ster meer dan zestig jaar. Max Wessel overleefde de oorlog niet. Anderen, zoals Pijnappel en Englander, hadden meer geluk. Ben Pijnappel kreeg hulp van zijn toekomstige schoonfamilie De Vegt, waar hij onderdook. Na het omspitten van de heide, het planten van bomen en het aanleggen van een zandpad moesten de dwangarbeiders in Elsloo in september aardappelen rooien. Het verschafte hen de valse hoop dat ze nog zeker enkele maanden in De Landweer mochten blijven. Maar in de nacht van 2 op 3 oktober werd het kamp ontruimd. Alle bewoners moesten lopen naar het station in Assen. In de Drentse hoofdstad zag Guus van der Wijk kans om een laatste groet aan zijn kersverse echtgenote te posten: 'Lieve Vrouw, Heel hard zal het voor je zijn. Om 12 uur middernacht zijn wij onverwachts door plm. 10 man Grüne Polizei weggehaald. Eerst voorbereiding en om 7 uur v.m. (3/10-42) naar Assen lopen. Vandaar naar Westerbork waarschijnlijk. Indien je kans hebt en wilt, kom! Dat gaat onm., desnoods zonder reisvergunning (voorlopig van Joodse Raad). Vele zoenen. Tot ziens. Houd je taai. Stemming hier goed. Allen gegroet. Weest flink. - Je man.' Van de kampbewoners die naar Westerbork werden afgevoerd, overleefde vrijwel niemand de oorlog. Ook Guus van der Wijk niet: hij stierf in november 1942 in Auschwitz. Zijn vrouw Mina van der Wijk-de Vries gaat in maart 1943 vanuit Amsterdam via kamp Westerbork op transport naar het vernietigingskamp Sobibor. De barakken van kamp De Landweer zijn na het vertrek van de joden waarschijnlijk niet meer bewoond geweest. In de buurt van het kamp, tussen het Canadameer en het dorp Elsloo, werd later door de Duitsers een schijnvliegveld aangelegd. Het is niet precies bekend wanneer het kamp is gesloopt. Dorpelingen die het kamp hebben meegemaakt, denken dat De Landweer kort na de oorlog is verdwenen. Op de oude locatie van het kamp is tegenwoordig niets tastbaars van De Landweer meer aanwezig. Wel bestaat nog het bos dat in 1942 door de tewerkgestelden is gepoot. In de volksmond heet dit perceel het jodenbos. 

We vervolgen ons wandelpad en komen langs het Aekinger- of Canadameer en langs een paar campings komen we aan in Zorgvlied. We komen nu in het Doldersummerveld in het Nationaal park Drents-Friese Wold. Het Doldersummerveld is een nat heidegebied. In 1821 is het gebied aangekocht door de Maatschappij van Weldadigheid. Deze wilde de grond ontginnen en in gebruik nemen als landbouwgrond. Er is bos op geplant toen bleek dat dit financieel niet haalbaar was. Door een grote bosbrand is het bos verloren gegaan, waarna het gebied verkocht is aan het Drentse Landschap, die het weer terugbracht heeft in de oorspronkelijke staat. Ons pad gaat vervolgens door het natuurgebied Boschoord bij Doldersum langs Vledderveen naar Noordwolde. 

We verlaten Noordwolde aan de andere kant en gaan naar het natuurgebied De Meenthe en via het dorp De Hoeve lopen we naar de rivier de Lende of zo de Friesen zeggen de Linde. De Linde slingert zich sinds de laatste ijstijd door het Stellingwerfse landschap. Zij ontspringt bij het gehucht Tronde in de gemeente Ooststellingwerf en stroomde tot de aanleg van de Noord Oost Polder bij Kuinre in zee. In de middeleeuwen werd het riviertje wel beschouwd als de noordelijke grens van het bisdom Utrecht, dus van het Oversticht. Momenteel vormt het riviertje aan de bovenloop de gemeentegrens tussen Oost- en Weststellingwerf en aan de benedenloop de provinciegrens tussen Friesland en Overijssel. Wij volgen de rivier tot aan Nijetrijne. 

Daar verlaten we de Linde, en gaan naar Oldemarkt, en van Oldemakt gaan we naar het Nationaal Park Weerribben-Wieden. Dit is het grootste laagveenmoeras van West-Europa. Natuurmonumenten beheert het zuidelijke deel: De Wieden. Dit waterrijke natuurgebied in de Kop van Overijssel is een oase van ruimte en rust. Je vindt hier plassen en sloten, uitgestrekte rietlanden, hooilanden vol bloemen en dichtbegroeide moerasbossen. We lopen verder langs het kanaal Steenwijk-Ossenzijl naar Steenwijk. Ons wandelpad eindigt bij het station.

Voor diegene die onze foto's van de wandeling willen bekijken, even op onderstaande link klikken.

Fotoalbum Domela Nieuwenhuispad


Geen opmerkingen: